Overstap naar Engels kwam niet als donderslag bij heldere hemel

| Rense Kuipers , Jelle Posthuma

Formeel is Engels nu vijf jaar de gesproken en geschreven taal op de UT, maar de landelijke politiek zet anno 2023 een tegenbeweging in. In een drieluik reconstrueert U-Today hoe de universiteit in woord en gebaar veranderde van ‘Universiteit Twente’ in ‘University of Twente’. In deel 1: hoe kwamen de besluiten om over te gaan op het Engels tot stand?

Photo by: enith vlooswijk

Op 12 januari 2020 zitten filosoof Ad Verbrugge en Victor van der Chijs, toenmalig collegevoorzitter van de UT, tegenover elkaar bij het gezaghebbende televisieprogramma Buitenhof, om te debatteren over het Engels als lingua franca op de universiteit. Het is een voorlopig hoogtepunt van een wekenlange mediastorm over de invoering van het Engels als voertaal op de UT. ‘Veel verontwaardiging over het voertaalbeleid van de University of Twente, waar volgens critici per 1 januari alleen nog maar bij de koffieautomaat Nederlands gesproken mag worden’, verkondigt Rob Trip enigszins meesmuilend in de introductie.

'De problemen die wij in ons onderwijs behandelen stoppen niet bij de grens'

In zijn reactie probeert Van der Chijs direct de gemoederen te bedaren. Ook op andere plekken wordt na 1 januari nog in het Nederlands gekletst, benadrukt de collegevoorzitter. ‘Het beeld is ontstaan dat de taalpolitie met loeiende sirenes over onze mooie campus rijdt, het tegendeel is waar. Maar we vinden het wel belangrijk dat internationale studenten en medewerkers kunnen meepraten. Daarom hebben we afspraken gemaakt over de bestuurstaal.’ Al snel verplaatst de discussie zich naar de taal van het onderwijs. ‘De problemen die wij in ons onderwijs behandelen stoppen niet bij de grens’, zegt Van der Chijs hierover. ‘Onze studenten komen later bij internationale organisaties te werken. We krijgen van studenten zelf het verzoek: biedt ons onderwijs aan in de taal waarmee wij later gaan werken.’

De meeste afgestudeerden gaan ‘gewoon’ in een Nederlandse context werken, pareert Verbrugge. Volgens de filosoof, die zelf werkzaam is aan de Vrije Universiteit, moeten internationale studenten en medewerkers juist zo snel mogelijk Nederlands leren. Dit bevordert volgens hem de integratie. ‘Ik begrijp de problemen van een kleine universiteit als Twente overigens wel: universiteiten concurreren onderling om studenten door het perverse bekostigingssysteem van het hoger onderwijs. Ze bieden het onderwijs in het Engels aan om de internationale markt zo goed mogelijk te bedienen. Universiteiten doen het kortom voor het geld.’

Het moge duidelijk zijn: Van der Chijs en Verbrugge komen er die ochtend bij Buitenhof niet uit. Hoewel de invoering van het Engels bij de buitenwacht tot onrust en verontwaardiging leidt, is er op de campus vrijwel geen haan die er naar kraait. In de luwte van het Drienerlose bos werken studenten en medewerkers rustig verder alsof er niets is veranderd – en dat klopt in zekere zin ook wel. De overstap naar het Engels komt niet als een donderslag bij heldere hemel: het is een ontwikkeling van bijna twee decennia. Van een plotselinge aardverschuiving op 1 januari 2020 is allerminst sprake.

‘Laat me niet lachen’

Maar hoever voert deze ontwikkeling van het Nederlands naar het Engels eigenlijk terug? Belangrijk is het onderscheid tussen onderzoek en onderwijs op de UT. Engels is voor de internationale wetenschap al sinds de vorige eeuw het lingua franca. Het onderwijs volgt pas later, en bovendien in kleine stapjes. In Twente begint het in 2002, als de 'gedragscode voertalen' wordt aangepast en aangenomen door de universiteitsraad. Met de nieuwe gedragscode wil de UT alle masteropleidingen toegankelijk maken voor internationale studenten. Dat betekent overigens niet dat alle masters direct overgaan op het Engels. 'Het is een gefaseerd proces’, laat beleidsmedewerker Angela Rijnhart in 2002 aan het toenmalige UT-Nieuws weten. In de jaren die volgen, gaan vrijwel alle UT-masters over op het Engels, enkele studies zoals de lerarenopleidingen en technische geneeskunde daargelaten.

Oppositie is er ook vanaf het begin. Godfried van Lieshout, opleidingsdirecteur civiele techniek, vreest kwaliteitsverlies door de invoering van het Engels. ‘Laat me niet lachen. Alsof je met een cursus je taalvaardigheid even op kunt krikken tot moedertaalniveau!’, schrijft hij in een ingezonden stuk. Of neem een ander ingezonden stuk van pak ‘m beet twintig jaar geleden: ‘Het is een misvatting te denken dat je geen Nederlands hoeft te spreken om goed te functioneren binnen de Nederlandse samenleving’, schrijft David N. Jansen van Informatica. ‘Een buitenlandse student doet er goed aan zo snel mogelijk Nederlands te leren, om ook aan de informele contacten deel te kunnen nemen en in de samenleving te integreren.’

'We moeten hier met elkaar leven, niet náást elkaar'

‘Global citizens’ opleiden

In de jaren die daarop volgen laait de discussie bij vlagen weer eens op, om vervolgens weer vrij snel te gaan liggen, zo laten de archieven van U-Today zien. Wat te denken van dit drieluik aan koppen uit 2007: ‘Docent moet Engels snel opkrikken’ tegenover ‘Zo slecht is het Engels van docenten niet’ en ‘Niveau Engels is gewoon goed’? En de discussie raakt hetzelfde jaar zelfs de Pakkerijverenigingen, als toenmalig rector Henk Zijm langsgaat voor een lunchgesprek over internationalisering. ‘Buitenlanders zijn hier zeker welkom, maar wij zijn echt niet van plan hier iedere avond Engels te moeten spreken’, is de repliek van de studentenverenigingen. En Zijm pareert: ‘Ik hoop dat jullie toch een handreiking naar de internationale studenten willen doen om ze meer bij jullie verenigingen te betrekken. We moeten hier met elkaar leven, niet náást elkaar.'

Gaandeweg de jaren ’00 worden de meeste masteropleidingen Engels en met Creative Technology en Advanced Technology ontstaan ook de eerste volledig Engelstalige bacheloropleidingen. Maar het is pas vanaf het tijdperk Van der Chijs en rector Ed Brinksma dat de UT echt serieus werk maakt van Engelstaligheid. De eerste tekenen aan de wand zijn zichtbaar in het kennismakingsinterview met collegevoorzitter Van der Chijs in 2013 in het magazine van UT Nieuws. ‘Als je de Duitsers niet meerekent, is ons percentage internationale studenten schrikbarend laag, tussen de 3 en 4 procent. Wij blijven achter. Een universiteit moet global citizens opleiden. Dan moet je tussen de buitenlandse studenten in de collegebanken zitten.’

'We accepteerden niet dat het CvB zei: alle opleidingen worden Engelstalig, punt'

Moeizaam

Het duurt niet lang, of begin 2015 verschijnt de internationaliseringsvisie 2015-2020, waarin staat dat Engels in 2018 de voertaal wordt op de UT en dat alle UT-opleidingen vanaf 2020 in het Engels te volgen moeten zijn. Van der Chijs zegt de Engelstaligheid ‘geleidelijk’ te willen invoeren. ‘We gaan hier niet als een bulldozer te werk. De een zal meer staan te popelen dan de ander. Dit laten we aan de faculteiten en opleidingen over.’ Gerustgesteld was de universiteitsraad echter niet door die woorden, zo tonen de archieven van U-Today opnieuw. De Partij van de UT (inmiddels ter ziele gegaan) schreef een kritisch opiniestuk en de besluitvorming werd tot tweemaal toe uitgesteld.

Anno 2023 wil hoofdrolspeler Victor van der Chijs niet meer terugblikken op het proces in de Uraad, zo laat hij in een korte reactie weten. ‘Ik hanteer de regel weg is weg. Kortom, ik ga nu niet reflecteren op besluiten en beleid uit de periode dat ik voorzitter was.' Wie wel wil terugblikken, is universiteitsraadsvoorzitter Herbert Wormeester. ‘Moeizaam is het eerste woord dat bij mij opkomt, als het gaat over de verengelsing. Onder leiding van toenmalig collegevoorzitter Victor van der Chijs kwam de discussie over volledig Engelstalig onderwijs op gang. Daar hebben we in de Uraad goede discussies over gehad, vergelijkbaar met de invoering van het Twents Onderwijs Model. We accepteerden niet dat het CvB zei: alle opleidingen worden Engelstalig, punt. Wij wilden heel duidelijk bepalen: ligt de bevoegdheid centraal of bij de opleidingen zelf? Dat heeft geleid tot een andere formulering. De opleidingen mochten zelf bepalen welke taal ze gingen hanteren, maar ze mochten niet ieder jaar een andere keuze maken.’

'Mensen zagen de argumenten voor Engelstaligheid. Maar ze hadden ook goedlopende opleidingen, waar ze niet zomaar aan wilden tornen'

Verwarring

De verwarring was er echter al ingeslopen. ‘Veel opleidingen hebben onze formulering niet goed gelezen en verkeerd geïnterpreteerd’, zegt Wormeester daarover. ‘Het werd meer gezien als een keuze tussen de jaartallen 2015 of 2016. Men dacht: in één van die twee jaren moeten we overstappen op Engels.’ En dat bleek. Later in 2015 besloten zes bacheloropleidingen de switch naar Engels te maken. Gaandeweg 2016 hakten ook andere opleidingen massaal de knoop door. ‘De meeste UT-opleidingen hebben het Engels geaccepteerd en er nauwelijks over gediscussieerd’, zegt Wormeester. ‘Dat veel opleidingen het verkeerd hebben geïnterpreteerd, en er geen goede interne discussie heeft plaatsgevonden, vind ik nog steeds vervelend. Dat werpt een schaduw over het proces.’

Er waren echter uitzonderingen, weet hij. Met name binnen de faculteit TNW hielden meerdere opleidingen de boot in eerste instantie af. Technische geneeskunde leidt studenten op voor de Nederlandse gezondheidszorg en er is een wettelijke eis voor Nederlandse taalvaardigheid voor wie BIG-geregistreerd wil worden. Daar was de keuze voor Nederlands een evidente. Voor chemische technologie en technische natuurkunde lag de overweging anders, kan de toenmalige TNW-decaan Hans Hilgenkamp zich herinneren. ‘Ik weet nog dat de meningen realistisch en genuanceerd waren. Mensen zagen ook de argumenten voor Engelstaligheid. Maar ze hadden ook goedlopende opleidingen, waar ze niet zomaar aan wilden tornen.’

Voor technische natuurkunde gold bijvoorbeeld dat het al jarenlang als ‘topopleiding’ te boek stond. ‘De onderlinge interactie, ook tijdens de colleges, was één van de krachten van de opleiding. Het sentiment was: houden we dat wel vast, als we van voertaal veranderen? Dat was ook nog eens de tijd van de invoering van het Twents Onderwijs Model en het reflectie-onderwijs dat erbij hoorde. Er stond wel degelijk wat op het spel voor de opleiding: er was een terugkerende roep om het anders te doen, terwijl het zo goed liep. Maar die roep kwam van de organisatie, niet vanaf de werkvloer of de studenten.’ Bij scheikundige technologie lag het iets anders, weet Hilgenkamp. ‘Mede vanwege de internationale chemische industrie verwachtte die opleiding een hogere aanmelding van internationale bachelorstudenten dan natuurkunde, maar wilde ook niet van stel op sprong over op Engels. Ze wilden om zich heen kijken en leren van andere opleidingen. Op een gegeven moment bepaalde de opleiding om eerst een jaar Engelstaligheid bij wiskunde af te wachten, om vervolgens zelf over te gaan op Engels. Nee, ik zou niet zeggen dat de opleiding de kat uit de boom heeft gekeken, wel hebben ze zorgvuldig de afweging gemaakt.’

'Ik was niet voor of tegen de beslissingen van de opleiding, of die van het college van bestuur. Ik keek naar de wettelijke kaders'

Drang of dwang?

En dat terwijl Hilgenkamp wel degelijk merkte dat er druk werd uitgeoefend op de opleidingen. ‘Op bestuurlijk vlak was daar zeker wel sprake van. Maar het was eerder drang dan dwang. Als decaan was voor mij een belangrijke vraag: wat wil de opleiding zelf? Als een opleiding niet loopt, heb je genoeg redenen om te zeggen: laten we het eens over een andere boeg gooien. Maar als dingen goed lopen, laat mensen zelf hun keuzes maken. De autonomie van de opleiding is dan des te belangrijker. Daarnaast was er met bijvoorbeeld Advanced Technology een Engelstalige nauw gerelateerde bacheloropleiding.’

Hij zat als decaan tussen de autonomie van de opleiding en de internationale ambities van het college van bestuur in, zegt Hilgenkamp. ‘Ik was niet voor of tegen de beslissingen van de opleiding, of die van het college van bestuur. Ik keek naar de wettelijke kaders en daarmee de zeggenschap van het opleidingsbestuur. Hoe ik de discussie vanuit de universiteitsraad en het college van bestuur reconstrueer is dat heel duidelijk bleek: de opleiding heeft in principe de keuze welke taal wordt gehanteerd. De universiteit wilde graag volledige Engelstaligheid, maar respecteerde de keuzevrijheid van de opleiding. Dat vond ik een goede uitkomst.’


Dit was het eerste deel van een drieluik over Engelstaligheid op de UT. Woensdag, in deel 2: hoe de UT-gemeenschap pragmatisch en principieel de omslag maakt, terwijl de buitenwacht juist druk uitoefent op de beleidskeuzes van de universiteit.

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.