2008: Toen vleermuizen de sloop van Ravelijn vertraagden

| Rense Kuipers

In ‘Terug naar het jaar…’ laten we vervlogen campustijden herleven aan de hand van opmerkelijke verhalen. In deze veertiende aflevering gaan we terug naar het jaar 2008, toen de aanwezigheid van een vleermuizenkolonie de sloop van het oude Ravelijn-gebouw op z’n kop zette.

Photo by: Gijs van Ouwerkerk
Foto: het huidige Ravelijn-gebouw.

Gaandeweg de jaren ’00 bleek het oude Ravelijn-gebouw te klein voor de toenmalige faculteit Management & Bestuur – dat later fuseerde met de faculteit Geesteswetenschappen tot wat we vandaag de dag als de faculteit BMS kennen. Het oude Ravelijn moest tegen de grond, om plaats te maken voor een groter gebouw – met twee vleugels, in plaats van één.

Spouwgaten

Toen de slooptroepen het gebouw al lang en breed belegerd hadden, stuitten ze op een onvoorzien probleem: vleermuizenpoep. Een medewerker van de faculteit EWI had een paar jaar voor de sloop al eens vleermuizen zien vliegen in Ravelijn, zo valt terug te lezen in het UT Nieuws-archief. Maar bij nadere inspectie door een adviesbureau was geen spoor te bekennen van de handvleugeligen. Totdat bouwvakkers niet lang daarna stuitten op verse vleermuizenkeutels.

De ‘boosdoeners’: een kolonie van pak ‘m beet 170 dwergvleermuizen, zo bleek uit nader onderzoek. De nachtdieren – niet veel groter dan een luciferdoosje – wisten hun weg te vinden door spouwgaten in de muren van het gebouw. Het was niet alleen een van de grootste vleermuizenkolonies van Overijssel, het ging ook nog eens om een beschermde diersoort.

Vleermuizenhotel

Dus kwam de sloop volledig stil te liggen – en behoorlijk lang. De toenmalige Vastgoedgroep Drienerlo, die verantwoordelijk was voor de sloop, moest een speciale ontheffing aanvragen bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Bijkomend obstakel gaandeweg: de paartijd van de zoogdieren, in de zomer van 2008. Voordat ook maar één sloophamer opgepakt mocht worden, moesten de jonge vleermuisjes de gelegenheid krijgen uit te vliegen.

Zo kon goed een half jaar later het werk worden vervolgd. De vleermuizenkolonie mocht uitwijken naar de naastgelegen Citadel, waar een vleermuizenhotel – een houten kast van anderhalf bij één meter - feestelijk werd geopend. ‘Er was in eerste instantie twijfel of de vleermuizen wel zouden verhuizen naar die kast’, weet Ray Klumpert, hoofd onderhoud en vastgoed bij Campus & Facility Management, zich te herinneren. ‘Dat is later ook onderzocht. Wat bleek: de volledige kolonie zat erin.’

Maar enkele jaren later, toen de Citadel verbouwd moest worden, en de kast geïnspecteerd werd, bleek die helemaal leeg. ‘Het is niet helemaal duidelijk waar deze kolonie nu is. Wellicht in het huidige Ravelijn, want er zijn gaten in de muren gemaakt, zodat ze naar binnen kunnen.’

Lering getrokken

De vleermuizen hebben een ‘flinke impact’ gehad op de UT, stelt Klumpert. ‘Dat was hét moment waarop de UT geconfronteerd werd met de flora- en faunawet.’ En die wet heeft zijn gevolgen. ‘Als we willen bouwen of renoveren, dan moeten we eerst een zogeheten quick scan flora en fauna doen, al anderhalf jaar voordat je gaat bouwen’, legt hij uit. ‘Zo kun je niet zomaar een spouwmuur gaan isoleren. En neem bijvoorbeeld de nieuwbouwplannen van de Veste aan de boulevard; wil je bouwen, dan moet je wat doen om vlakbij de leefomgeving te verbeteren. Volgens de wet moeten de diersoorten die daar nu zitten erop vooruit gaan.’

Volgens Klumpert heeft de UT lering getrokken uit het incident van 2008. ‘Het is de aanzet geweest om van quick scans naar een degelijk protocol te gaan. Dat willen we nog verder doortrekken; we willen een soortenmanagementplan en een biodiversiteitsplan maken voor de campus. Dat koppelen we aan onderzoek dat we al langer doen; we hebben best veel bijzondere dier- en plantsoorten op de campus, die we in de loop der jaren in kaart hebben gebracht.’

Ondertussen zijn anno 2022 de vleermuizen welkome nachtbrakers op de UT. ‘De campus is een ideale omgeving voor vleermuizen, met name rondom het O&O-plein. Er zijn veel gebouwen, ’s avonds en ’s nachts is er amper verlichting en er zijn waterpartijen waar ze op insecten kunnen jagen.’ ‘Bovendien’, vult Klumpert aan, ‘hebben we gezorgd dat de LED-verlichting pal naar beneden schijnt en hebben we meerdere ideale schuilplekken voor ze gecreëerd, zoals in de grote boom naast de Waaier.’

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.