Engelstaligheid: is er nog wel een weg terug?

| Rense Kuipers , Jelle Posthuma

Formeel is Engels nu vijf jaar de gesproken en geschreven taal op de UT, maar de landelijke politiek zet anno 2023 een tegenbeweging in. In een drieluik reconstrueert U-Today hoe de universiteit in woord en gebaar veranderde van ‘Universiteit Twente’ in ‘University of Twente’. In deel 3: waarom ging de UT zo massaal over op Engelstaligheid? En hoe staan we er anno 2023 voor, nu er opnieuw externe kritiek de kop opsteekt?

Photo by: Enith Vlooswijk

‘Nieuw offensief tegen Engelstalig onderwijs’, kopt U-Today eind oktober 2022. Opnieuw is de vereniging Beter Onderwijs Nederland – onder aanvoering van filosoof Ad Verbrugge –verantwoordelijk voor de inleidende beschietingen op de Engelstaligheid op universiteiten. Niet veel later roert ook politiek Den Haag zich. Terwijl onderwijsminister Dijkgraaf werkt aan een wetsvoorstel rondom internationalisering, gaat de Kamer haasje-over bij de minister. Dijkgraaf moet haast maken met zijn voorstel en de universiteiten kregen ook nog eens een wervingsstop over zich heen. Als klap op de vuurpijl kwam daar begin februari nog een motie van Pieter Omtzigt bij, om Nederlands weer de voertaal bij universitaire bacheloropleidingen te maken.

De recente politieke tegenbeweging toont eens temeer dat Engelstaligheid en internationalisering onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Of de Engelstaligheid vehikel of juist katalysator was van deze internationalisering, daarover verschillen de meningen. Feit is dat de instroomcijfers stevig groeiden sinds veel UT-bacheloropleidingen Engelstalig werden. In acht jaar tijd groeide de UT volgens de eigen jaarverslagen van bijna 9.300 studenten in 2014 naar krap 13.000 in 2021. De stijging is vooral te verklaren door het sterk toegenomen aandeel internationals in de totale studentenpopulatie.

Groeimarkt buiten de landsgrenzen

Deze groei geldt in meer of mindere mate voor alle Nederlandse universiteiten. En ook hier werd de stijgende lijn vooral veroorzaakt door internationale studenten. In het studiejaar 2021-2022 stonden er 115 duizend internationale studenten ingeschreven in het hoger onderwijs. Dit is drieënhalf keer zoveel als in het studiejaar 2005-2006, toen er 33 duizend buitenlandse studenten in Nederland studeerden, zo blijkt uit cijfers van het CBS.

Volgens criticasters zit er in de bekostiging van het hoger onderwijs een ‘perverse prikkel’ om te blijven groeien. Vanuit het ministerie is één pot geld beschikbaar. Dit geld wordt verdeeld op basis van het aantal studenten en het aantal diploma’s. Groeit de één, dan krimpt de financiering van de ander. Door deze prikkel gaan universiteiten naarstig op zoek naar eerstejaars. En de groeimarkt, die ligt buiten de landsgrenzen. Het gevolg: een onderlinge concurrentiestrijd en een sterke stimulans om studenten vanuit het buitenland naar Nederland te trekken. Om extra aantrekkelijk te zijn voor internationale studenten, kiezen universiteiten voor Engelstaligheid.

'Die ratrace, daar was wel sprake van; als je niet groeit en de ander wel, dan ga je achteruit in je financiering'

Voorstanders van de internationalisering zijn er ook. Volgens deze groep dragen internationale studenten bij aan het creëren van een ‘international classroom’. Studenten krijgen dankzij zo’n internationaal klaslokaal te maken met verschillende culturen en invalshoeken. Een prima voorbereiding op hun latere werkzame leven, aldus de voorstanders, want studenten komen later niet zelden terecht bij internationale bedrijven of instellingen. Buitenlandse studenten dragen bovendien bij aan de lokale en nationale economie, zeker wanneer ze na hun studie in Nederland blijven. In het geval van de UT, een van de technische universiteiten, geldt dat extra sterk: er is een schreeuwend tekort aan technisch geschoold talent in Nederland.

Meerdere argumenten

Volgens hoogleraar en voormalig TNW-decaan Hans Hilgenkamp moest de UT wel meegaan in deze academische ratrace. ‘De taalkeuze was uiteraard voor een belangrijk deel ingegeven door de gedachte om attractief te zijn voor talentvolle studenten uit het buitenland. Daarbij zat er ook in het Nederlandse financieringssysteem een mechanisme dat dat aanmoedigde: de taart die te verdelen was onder universiteiten was maar zo groot, je moest zorgen dat je jouw punt veiligstelde. Dat was wel degelijk een incentive.’ Een perverse? ‘Het ligt eraan hoe je het definieert’, reageert Hilgenkamp. ‘Maar die ratrace, daar was wel sprake van; als je niet groeit en de ander wel, dan ga je achteruit in je financiering. Dus er was wel degelijk een enorme druk om de studentenpopulatie te vergroten – of op z’n minst gelijk te houden ten opzichte van andere universiteiten.’

Er speelden meer argumenten mee, nuanceert de hoogleraar. ‘Het had zeker niet alleen een financiële kant. Het was ook: we willen toonaangevend zijn in onze technologie – voor promotieplekken en de arbeidsmarkt, we wilden ook een curriculum creëren waar een internationale atmosfeer heerst, die zogeheten international classroom. Dat iedereen die hier afstudeert bekend is met een internationale component. Dat woog allemaal mee. Ik kan me goed herinneren dat wij als decanen en de opleidingen zelf dat belang ook hebben onderschreven. De discussie ging daarbij vooral over de bachelorfase, voor de masterfase was de Engelse taalkeuze voor iedereen evident. Wat me daarbij op dit moment ook opvalt: er is naar mijn weten nog geen opleiding geweest die is teruggekomen op de taalkeuze.’

'Internationale staf en studenten zijn in mijn ogen een enorme verrijking. Zonder hen had de universiteit er heel anders uitgezien'

Is er wel een weg terug?

Want hoezeer een aantal politici universiteiten weer wil vernederlandsen, is er überhaupt wel een weg terug? ‘Inmiddels zitten we op ruim 13 duizend studenten, waarvan een derde internationaal. Dat is al gauw dertig miljoen euro voor de UT per jaar. Als we daarmee stoppen kost dat vijfhonderd personeelsleden’, rekent universiteitsraadsvoorzitter en opleidingsdirecteur Herbert Wormeester voor. ‘Ook moeten we kiezen met welke sportvoorzieningen we stoppen, welke gebouwen we sluiten en met welke opleidingen we doorgaan. Er volgen dan ongetwijfeld ontslagrondes en het is de vraag of er wel voldoende docenten zijn die bepaalde vakken in het Nederlands kunnen geven. De internationalisering is kortom ook overleven als universiteiten, en dat heeft alles te maken met de financiering en de ongelimiteerde toegang, kenmerkend voor het Nederlandse onderwijsstelsel.’

Maar ook Wormeester benadrukt het genuanceerde beeld: ‘Toch was het niet direct het doel van de internationalisering en de invoering van het Engels op de UT. Er waren genoeg inhoudelijke argumenten, zoals het blootstellen van studenten aan andere culturen. Bij Advanced Technology kwamen er na de overstap naar het Engels juist ook meer Nederlandse studenten die expliciet kozen voor een Engelstalige opleiding. Dat is bij veel meer opleidingen het geval geweest en dat motiveert andere opleidingen om ook over te stappen. De internationale staf en studenten zijn in mijn ogen een enorme verrijking. Zonder hen had de universiteit er heel anders uitgezien.’

'Je moet het als één geheel zien en daar in een open sfeer over discussiëren. Nu ligt het onderwerp nog gevoelig binnen universiteiten'

Verantwoordelijkheid

Als Nederlandse universiteiten de poorten openzetten voor internationale studenten, dan hebben ze ook een verantwoordelijkheid ten aanzien van deze groep, vindt civiele techniek-docent Pieter Roos. ‘En op dit moment komen we deze verantwoordelijkheid onvoldoende na. Gemiddeld genomen lopen internationale studenten tegen meer dingen aan, bijvoorbeeld op het gebied van huisvesting en mentale gezondheid. Ze worden door universiteiten binnengehaald, terwijl huisvesting niet altijd gegarandeerd is. Bovendien kampen ook Nederlandse studenten met extra druk op de kamermarkt.’ Volgens de docent is de discussie over taalbeleid niet los te zien van de internationalisering. ‘Je moet het als één geheel zien en daar in een open sfeer over discussiëren. Nu ligt het onderwerp nog gevoelig binnen universiteiten. Ik merk dat ik mijn woorden zorgvuldig moet kiezen.’

Buiten de universiteiten ligt het anders, zeker in Den Haag. Politici duikelen inmiddels over elkaar heen om hun zorgen te uiten over het taalbeleid en de internationalisering. Een motie van Kamerlid Pieter Omtzigt over de voertaal in het onderwijs werd onlangs met grote meerderheid aangenomen. De motie behelst kortweg dat de inspectie de taalwetgeving voor het hoger onderwijs (Nederlands, tenzij) beter moet gaan handhaven. Na de stemming voegde het Kamerlid eraan toe dat hij wil weten ‘hoe ervoor gezorgd wordt dat Nederlands weer de voertaal bij de bacheloropleidingen wordt aan de universiteit, want dat is het doel van deze motie’. De toevoeging van Omtzigt ná de stemming lijkt een stuk radicaler dan de oorspronkelijke motie. Het is de vraag of partijen als de PvdA, GroenLinks en VVD, die instemden met de motie, het ook zo streng hebben opgevat. Vooralsnog ligt de bal bij minister Dijkgraaf, die binnenkort zijn plannen voor de internationalisering van het hoger onderwijs presenteert.

'Juist door de keuze voor Engels heeft de verbinding met het regionale publiek te lijden gehad. We zijn wel degelijk wat kwijtgeraakt'

Een rigoureuze ingreep van het taalbeleid zal grote gevolgen hebben voor de UT. Zoals uit deze reconstructie blijkt, duurde de verengelsing van de universiteit twee decennia en vergde het grote inspanningen van de organisatie. Een terugkeer naar het Nederlands zal voelen als het keren van een containerschip, want de UT heeft inmiddels leren omgaan met het Engels als voertaal, zo goed en zo kwaad als dat gaat, zowel in het onderwijs als daarbuiten. ‘Tegenwoordig kijken we er eigenlijk gewoon heel pragmatisch naar: we zorgen dat we duidelijk in ons programmaboekje en op onze website communiceren in welke taal een lezing is. En we overleggen dat vooraf natuurlijk met de spreker’, aldus Peter Timmerman van Studium Generale. ‘Toegankelijkheid blijft ook een lastige discussie. Wellicht dat een technologische oplossing als goede ondertitelingsoftware soelaas kan bieden in de toekomst. Zoals met films, dan kan iedereen het goed volgen, ongeacht de gesproken taal.’

Timmerman concludeert namelijk wel dat er voor Studium Generale enige afbreuk heeft plaatsgevonden door de ommezwaai naar Engels. ‘We overwegen om in de toekomst toch weer wat meer Nederlandstalige lezingen te gaan aanbieden. Wat raakt aan het bestaansrecht van Studium Generale, is dat wij het podium voor kennis zijn; dat willen we vanuit de universiteit delen met de regio. Maar juist door de keuze voor Engels heeft de verbinding met het regionale publiek te lijden gehad. We zijn wel degelijk wat kwijtgeraakt. Maar we kijken nu heel praktisch naar de taal en de doelgroep: is een lezing meer voor een intern publiek, dan is het in het Engels, voor een regionaal publiek neigen we eerder naar een Nederlandstalige spreker.’

'Om echt inclusief te zijn, moeten we misschien een beetje lijden en verschillen accepteren'

Tweerichtingsverkeer

Hilgenkamp bespeurt een soort evenwicht waarin de UT inmiddels is beland. ‘Internationale studenten die hiernaartoe komen willen graag kennismaken met de Nederlandse cultuur. En voor hun kansen op de Nederlandse arbeidsmarkt is het ook belangrijk. Als je het mij vraagt, is het goed voor internationale studenten als ze zich naast hun onderwijs ook bekwamen in de Nederlandse taal. Net als dat Nederlandse studenten kennismaken met de internationale atmosfeer. Je mag hier heus wel merken dat je in Nederland studeert, maar we moeten er ook oog voor houden dat iedereen kan meepraten aan de koffietafel.’

Wil je het goed doen, dan moet het tweerichtingsverkeer zijn, benadrukt Hilgenkamp. ‘Ik zie nog wel een bepaalde mate van segregatie tussen Nederlandse en internationale studenten, bijvoorbeeld in huisvesting en het coöptatiesysteem dat veel huizen hanteren. Terwijl het juist verrijkend is om kennis te maken met verschillende mensen en culturen. We moeten de taaldiscussie vooral niet zwart-wit zien, anders krijg je een vorm van wij-zij denken. Bovendien moet de universiteit een plek zijn waar overal onze horizon is. We zijn groter dan Twente en Nederland. Wil je een attractieve plek zijn voor talent uit de hele wereld, dan zijn internationale studenten en medewerkers nodig voor onze doelstelling.’

Een internationale universiteit, met het Engels als voertaal, vraagt om toewijding, zowel van de Nederlandse als internationale medewerkers en studenten. Dat weet ook Wormeester. ‘Voor de Uraad was de omschakeling naar het Engels wennen. In het begin was het vooral met financiële stukken lastig, maar ik merk dat het steeds beter gaat. Het kost soms moeite, maar we willen dat de hele universiteit kan meedoen.’ Zijn conclusie: ‘Om echt inclusief te zijn, moeten we misschien een beetje lijden en verschillen accepteren.’

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.