Cruijffiaans sprak rector Tom Veldkamp recent over de randvoorwaarden richting een nieuw instellingsplan: ‘De enige zekerheid is onzekerheid’. Dat klopt zonder meer; tegen de achtergrond van forse bezuinigingen, democratieën onder druk, woekerend wantrouwen, populisme en anti-intellectualisme moet de UT zich opnieuw zien uit te vinden. En dat terwijl de universiteit de afgelopen twee jaar onder financiële druk al behoorlijk moest inboeten. Als een ietwat krakkemikkige zeilboot dobberend in het oog van de orkaan.
Welke koers te varen met de zeilen die er nog hangen, dat is de hamvraag. Voor een deel heeft ‘de universiteit’ dat al bepaald. Vorig jaar zijn al zeven principes geformuleerd door het Strategisch Beraad, die niet veel nieuws onder de zon brachten. Aan alles wat de UT-bestuurders recentelijk verkondigden werd al duidelijk dat we al ruim zes decennia best wel koersvast zijn als universiteit – en dat ook gaan blijven met dit nieuwe instellingsplan. Ergo: verwacht geen verrassingen.
Daar valt natuurlijk wat voor te zeggen. Wie geschoren wordt moet stilzitten, luidt het aloude gezegde. Radicaal het roer omgooien zal allesbehalve wijs zijn op het moment dat de meeste bezuinigingen de UT nog moeten raken. Ondertussen is de organisatie wel aan uitholling onderhevig geweest; nog los van de ingrijpende reorganisaties die kwamen en nog komen, heeft de spreekwoordelijke kaasschaaf de bodem bereikt.
Dan is al snel de vraag wat voor functie een nieuw instellingsplan moet vervullen. Oeverloos oreren over stippen aan de horizon dreigt al snel een managementhobby te worden. Dat is voorlopig ook het manco gebleken van Shaping2030: een moloch van een visiestuk dat spoedig verdween in menig achterhoofd en alleen nog beklijft bij de verdrietige voorlopers en jaknikkers. Aan de andere kant volstaat het ook niet om het te houden bij ‘We geven hier prima onderwijs en doen prima onderzoek – en zijn ook nog eens ondernemend’.
Elke universiteit heeft immers een blik vooruit nodig. En ook van een missie en visie zijn zelfs universiteiten als Harvard en Princeton niet vies. Sterker nog, wie een rondje langs de velden maakt zal concluderen dat de UT geen dissident is in het spectrum van Aalborg tot (ETH) Zürich. Zonder uitzondering is elke universiteit in haar missie gecommitteerd aan het opleiden van kritisch denkers en het oplossen van maatschappelijk relevante problemen. Dat mag geen verrassing heten.
Tussen die bombastische bovenlaag en de koude grond moet de universiteit weer een eigen smoel tevoorschijn toveren. Als er iets is dat de geschiedenis van de UT heeft uitgewezen, is dat andere universiteiten het kunstje zijn gaan kopiëren. Dat geldt zowel voor de UT als campusuniversiteit, als ondernemende universiteit als de combinatie tussen de technische en sociale wetenschappen. En eigenlijk ook al met de lifelong learning-afslag die de UT wil nemen wordt duidelijk dat iedereen op ditzelfde paard wedt. Hoe vleiend imitatie ook is, het maakt je onderaan de streep minder bijzonder.
Want wie een luisterend oor tegen de muren van de wandelgangen legt, hoort precies die smeekbede om weer bijzonder gevonden te worden als universiteit. Een zogeheten ‘scherper profiel’, want het laat zich in de periferie al zo moeilijk profileren – om nog over het imago van Enschede studentenstad te zwijgen. Zoals vorig bestuurders Victor van der Chijs en Mirjam Bult verkondigden bij hun afscheid: de universiteit had altijd het vermogen om voor de muziek uit te lopen. Daarbij luidde ook de waarschuwing: ‘De UT zal altijd net iets slimmer, eerder en beter moeten zijn dan de rest.’
Dus vergt het lef, inzicht en wijsheid om eens keuzes maken. De universiteit hoeft het roer misschien niet helemaal om te gooien, maar we hebben wel te maken met een organisatie die na een veelal sluipende kaalslag behoefte heeft aan een nieuw perspectief, een nieuw geluid. Een nieuw verhaal.
Laat het instellingsplan dat belichamen.