TNW-terugblik
Hoe is het nu bij de faculteit TNW, een krap half jaar nadat de reorganisatie werd doorgevoerd? U-Today sprak met het faculteitsbestuur, een met ontslag bedreigde medewerker en met de achterblijvers. Dit is deel 1, over het teruggedraaide ontslag van hoogleraar Kerensa Broersen.
Nadat ze afgelopen februari met ontslag bedreigd werd zat ze drie weken ‘diep in de put’, vertelt hoogleraar Kerensa Broersen. ‘Ik heb die drie weken niet naar mijn ontslagbrief kunnen kijken. Wel heb ik in die periode de brief doorgestuurd naar twee collega’s. Ik kreeg direct van beiden terug: je moet wel in de brief kijken, er klopt iets niet.’
‘Met verbazing las ik de twee redenen voor mijn ontslag: mijn onderzoek was niet in lijn met het aangescherpte profiel van de faculteit en ik zou onvoldoende onderwijs geven.’ Haar onderzoek stond beschreven in die brief. ‘Toen ik het las, dacht ik: gaat dit over mij? Mijn promovendi en postdocs wezen mij er ook op: deze tekst ging over mijn onderzoek van veertien jaar geleden.’
Ook het onderwijsargument kon ze weerleggen. ‘Ik heb een aanstelling van 0,5fte op de UT. Onderzoekssubsidies hebben bepaalde criteria, onder andere het aantal uren dat je mag besteden aan iets anders dan onderzoek. Na even uitrekenen kwam ik tot de conclusie dat ik volgens die criteria gewoon structureel onderwijs geef in mijn eigen tijd. Niet dat dat per se erg is, hoor. Maar ‘te weinig onderwijs’, ook dat klopte niet.’
'Ik snap eerlijk gezegd niet dat een gedateerde tekst over mijn onderzoek terechtkwam in een ontslagbrief'
Bezwaarschrift
Wat haar des te meer stak, was dat zowel haar onderzoeks- als onderwijsactiviteiten een paar maanden voor die bewuste dag in februari ter sprake waren gekomen. ‘In een gesprek met de benoemingsadviescommissie, ter voorbereiding op mijn oratie dit najaar. Nota bene in aanwezigheid van de decaan. Ik snap eerlijk gezegd niet dat een gedateerde tekst over mijn onderzoek terechtkwam in een ontslagbrief en alles wat vier maanden ervoor gezegd is helemaal vergeten lijkt. Mijn onderzoek is in mijn veertien jaar hier lang en breed doorontwikkeld, toevallig de laatste jaren precies in de richting waar de faculteit ook naartoe wil.’
Broersen besloot een bezwaarschrift in te dienen. ‘Puur op de inhoud. Het is graag of helemaal niet.’ Toch had ze niet veel vertrouwen in een goede afloop. ‘Ik sprak ook anderen die soortgelijke routes hadden bewandeld, die uiteindelijk te horen kregen dat hun bezwaar ongegrond bevonden werd. Het duurde lang voordat ik een reactie kreeg – en ondertussen had ik gesprekken lopen met een andere faculteit en andere universiteiten.’
Op een maandagochtend, terwijl haar dochter in de tandartsstoel lag om een gaatje te laten vullen, kreeg ze een mailtje binnen van interim-decaan Wiendelt Steenbergen. Ze mocht blijven, het ontslag werd ongedaan gemaakt. ‘Je kan je voorstellen dat mijn heftige reactie wel even schrikken was voor mijn dochter – en de tandarts.’
'Mijn team heeft ontiegelijk afgezien de afgelopen tijd. Veel bleef lange tijd onduidelijk'
Gemengde gevoelens
Ondanks het goede nieuws, knaagde er wat aan de hoogleraar. ‘Aan de ene kant was ik erg opgelucht; ik zat niet meer op de wip. Bovendien past deze faculteit, en vooral de vakgroep Applied Stem Cell Technologies, erg goed bij mij en mijn onderzoek. Met daarnaast de intensieve samenwerking met diverse vakgroepen bij EEMCS en het werkplezier dat ik altijd heb beleefd op de UT wilde ik graag constructief verder. Anderzijds: mijn team heeft ontiegelijk afgezien de afgelopen tijd. Veel bleef lange tijd onduidelijk. Zouden mijn promovendi en postdocs nu dan een andere begeleider krijgen? En heeft diegene dan voldoende kennis in huis? Daar kwam nooit duidelijkheid over in de afgelopen maanden. Dat geldt uiteraard niet alleen voor mijn team, maar ook voor de teams van hoogleraren die uiteindelijk wel verdwijnen.’
Reactie faculteitsbestuur
Interim-decaan Wiendelt Steenbergen reageerde in een ander interview op het teruggedraaide ontslag: ‘Nadat ik er dieper ingedoken was, kwam ik tot de conclusie dat Kerensa Broersen gelijk had. Dat is puur om inhoudelijke redenen, niet vanwege externe druk of iets dergelijks. Ik wil geen enkele twijfel laten bestaan over haar positie en dat haar onderzoek goed bij deze faculteit past. En ze staat ook zeker niet op de zogeheten rand, ook als er in de toekomst nog iets zou verschuiven.’
Er speelde nog meer. ‘Uiteindelijk zou het snel bekend worden, dus het ging ook door me heen hoe collega’s zouden reageren. Vooral collega’s die uiteindelijk echt ontslagen zijn? Ik voel me bezwaard. Is bij hun ontslag wel de juiste procedure gevolgd bijvoorbeeld? De juiste argumenten aangedragen? Wat is hun perspectief? Wat zijn de implicaties voor hun teams? En ook: hoe kan ikzelf verder? Er is een hoop gebeurd…’
'Er wordt volop gespeculeerd. Ik wil niet dat mijn naam door het slijk gehaald wordt'
Broersen ging in gesprek met interim-decaan Steenbergen. ‘Een serie gesprekken is nu in gang gezet, zowel met Wiendelt als met HR. Het is voor mij belangrijk dat niet alleen mijn hoofd door kan, maar dat ik met mijn hele wezen weer kan kiezen voor de UT. Dat heeft tijd nodig.’
Verantwoordelijkheid nemen
Die gesprekken gaan over de impact op haar team, haarzelf en haar onderzoek. ‘Maar ook over de impact voor andere teams en andere medewerkers. Ik had drie grote aanvragen voor onderzoeksfinanciering lopen. Daarvan is er sowieso één afgeketst omdat een van de voorwaarden was dat ik een vaste aanstelling moest hebben. Langzamerhand krijg ik de indruk dat de impact van deze reorganisatie bij het faculteitsbestuur begint te dagen; open, transparante, authentieke en eerlijke communicatie is hierin essentieel. Kunnen zeggen: ‘we hebben fouten gemaakt’ hoort daarbij.’
Ze heeft aan het faculteitsbestuur gevraagd open over de fout te communiceren. ‘Ik verwacht dat ze verantwoordelijkheid nemen, want ondertussen hoor ik dat er hier en daar wordt gesproken over de redenen achter het terugdraaien van mijn ontslag. Dat ik een slinkse advocaat zou hebben ingeschakeld, of dat ik me eruit heb weten te schrijven, er wordt volop gespeculeerd. Ik wil niet dat mijn naam door het slijk gehaald wordt. Het zou fijn zijn dat collega’s met vragen deze gewoon direct aan mij stellen. En dat het faculteitsbestuur hierin ook zijn verantwoordelijkheid neemt.’
‘Gesprekken niet uit de weg gaan’
De reorganisatie suddert sowieso nog hard na in de faculteit – en daarbuiten – weet de hoogleraar. ‘Voor studenten vallen afstudeeropdrachten weg, of ze lopen vertraging op. Promovendi verliezen met het ontslag van hun hoogleraar niet alleen hun begeleider, maar ook hun anker in de academische wereld. En het loopt ook op andere plekken vast; als je de ene veiligheidsfunctionaris ontslaat en anderen overplaatst, dan betekent dat nog niet dat de veiligheid in een lab direct weer op orde is. Het gaat in zulke gevallen om heel specifieke, niet-inwisselbare kennis. Je kunt zo’n reorganisatie niet via een Excelsheet invullen.’
'Mijn hoofd kan gewoon door. Maar ik heb ook gezegd dat ik met mijn hele lijf en leden door moet kunnen'
Volgens Broersen had er meer beroep gedaan kunnen én moeten worden op de kennis binnen de faculteit. ‘Er is genoeg collectief IQ aanwezig om met goede besparingsoplossingen te komen. Misschien dat dan alsnog de conclusie is dat er gereorganiseerd moet worden, maar dan heb je wel de werkvloer betrokken. Mogelijke weerstand tegen een strategisch plan omzeil je niet door de gesprekken uit de weg te gaan.’
‘Mijn hoofd kan door’
Voor haarzelf geldt dat ze graag door wil. ‘Daar is ook alle grond toe, maar het vertrouwen in de organisatie liep een flinke knauw op. Dat vertrouwen moet terugkomen. Er komt een nieuwe decaan, dat is een stap in herstel. Ik wil in ieder geval duidelijk in mijn personeelsdossier hebben staan wat er is gebeurd. Dat ik niet steeds over mijn schouder moet blijven kijken. Het is voor mij nog altijd onduidelijk wie er uiteindelijk betrokken waren bij het besluit mij te willen ontslaan.’
Die onduidelijkheid blijft gevoelens van twijfel geven. ‘Mijn hoofd kan gewoon door. Maar ik heb ook gezegd dat ik met mijn hele lijf en leden door moet kunnen. Ik wil me niet moeten verdedigen tegen dingen die buiten mijn schuld om gebeurden. Het liefste laat ik het achter me en stort ik me weer met volle overtuiging op mijn onderzoek. Laten we het vooral snel weer daarover hebben. Over darmen en breinen, over stamcellen en chiptechnologie en welke spannende vragen we daarmee kunnen beantwoorden. Dat lijkt me een veel leuker onderwerp.’