Het toekomstige topsportbeleid van de Universiteit Twente moet er op gericht zijn om sporters binnen een redelijke tijd te laten afstuderen, terwijl ze in die tijd eveneens de nagestreefde sportprestaties bereiken. 'Onder topsportbeleid wordt nadrukkelijk niet verstaan het gericht werven van potentiële topsporters onder VWO-leerlingen of HBO-studenten', aldus de net uitgekomen -voorlopige- notitie 'Studie en topsport aan de Universiteit Twente' van de werkgroep Studie en Topsport. Die werkgroep heeft het draagvlak voor een topsportbeleid onderzocht. Op dit moment kent de universiteit bijna dertig topsportende studenten.
De werkgroep onderscheidt vijf categorieën topsporters. Sporters die op wereld- en Olympisch niveau acteren, sporters die kunnen uitgroeien tot die absolute top, studenten die op nationaal niveau sporten, oud-topsporters en mensen die op het hoogste nationale competitieniveau acteren.
Niet alle takken van sport komen in gelijke mate in aanmerking voor ondersteuning, zo benadrukt de notitie. Beoordeling op dit criterium wordt overgelaten aan een driehoofdige commissie bestaande uit de voorzitter van de Sportraad, het hoofd Lichamelijke Vorming & Sport en de studentendecaan. Voor de indeling in de eerste drie categorieën is een schriftelijke bevestiging van het NOC vereist.
Het stuk van de werkgroep heeft een voorlopige status. Het College van Bestuur wacht, voor goedkeuring, een financieel plaatje voor een dergelijk beleid af. De verwachting is dat begin maart de definitieve notitie klaar is.
Topsportende studenten kunnen, als die nota door de Universiteitsraad en de Centrale Commissie Onderwijs goedgekeurd wordt, studiebegeleiding op maat verwachten. In overleg met de begeleider van de faculteit stelt de topsporter tenminste eens per jaar een sport- en studieplan op. 'Dit plan behelst een optimale afstemming tussen studie en sport', meldt de voorlopige notitie.
De werkgroep Studie en Topsport, bestaande uit vertegenwoordigers van de studentendecanen, de Raad voor de Campusvoorzieningen, Voorlichting en Externe Betrekkingen, Bureau Beleidsondersteuning, Onderwijskundig Centrum, de Sportraad en de dienst Lichamelijke Vorming & Sport, wil een financiële ondersteuning bieden. Het gaat daarbij om de sporters op wereldniveau, studenten die tot dat niveau uit kunnen groeien en oud-topsporters. Een eventuele tempobeurscompensatie en een financiële ondersteuning bij het overschrijden van de reguliere inschrijvingsduur zullen daarvoor beschikbaar zijn.
De werkgroep wacht, voor het vaststellen van een regeling over begeleiding en financiën, eerst het oordeel van de CCO en de Universiteitsraad af. Volgens de notitie is het draagvlak voor een topsportbeleid binnen de universiteit groot genoeg. 'In feite wordt aan de UT in een aantal gevallen al in de geest van het bovenstaande (topsportbeleid, red.) gewerkt', aldus de notitie.
In totaal komen op dit moment 28 studenten in aanmerking voor begeleiding en mogelijk financiële steun. De werkgroep vindt dat de laagste categorie topsporters, die feitelijk uit regionale toppers bestaat, een onmisbaar onderdeel van het UT-topsportbeleid is. De betreffende student dient wèl veel te trainen en aan een zware competitie deel te nemen, zo stelt de groep in de notitie. Worden de regionale toppers niet in het beleid meegenomen dan gaat het om een regeling voor een handjevol personen. 'In de ogen van de werkgroep is dan eigenlijk geen sprake meer van een topsportklimaat aan de UT om jonge mensen naast hun studie de kans te bieden in hun tak van sport door te groeien naar de begeerde top', zo staat in de notitie te lezen.
