De gezamenlijke universiteiten, verenigd in de VSNU, zullen minister Ritzen ervan moeten overtuigen dat zij in staat zijn de salariskosten in de hand te houden, ook als zij er zelf over onderhandelen met de vakbonden. Ook wil Ritzen dat de universiteiten, voordat zij meer bevoegdheden krijgen, beter gebruik maken van de instrumenten voor personeelsbeleid die zij nu al hebben.
Op dit ogenblik bepaalt het ministerie - in onderhandeling met de vakbonden - de salarissen voor al het onderwijspersoneel. Ook over de algemene arbeidsduur wordt op het niveau van de hele onderwijssector onderhandeld.
De universiteiten zelf hebben alleen iets in te brengen in de onderhandelingen over de secundaire arbeidsvoorwaarden; dat zijn zaken als aanstellings- en ontslagregelingen, toeslagen, verlof, reiskosten en dergelijke. De VSNU en de vakbonden, zijn onlangs begonnen aan onderhandelingen daarover; die moeten resulteren in de eerste cao voor universiteiten.
Minister Ritzen heeft dit najaar overwogen elke afzonderlijke onderwijssector zelf verantwoordelijk te maken voor alle arbeidsvoorwaarden (niet alleen de secundaire, maar ook de primaire). De commissie-Van Kemenade, die hem daarover van advies diende, zag echter alleen het wetenschappelijk en het hoger beroepsonderwijs in de nabije toekomst in staat die verantwoordelijkheid te dragen. Ritzen heeft dit standpunt overgenomen. In navolging van Van Kemenade stelde hij wel voorwaarden aan de decentralisatie van de zeggenschap over primaire arbeidsvoorwaarden. Zo moeten de universiteiten eerst de al bestaande mogelijkheden voor eigen beloningsbeleid ten volle benutten, met name met vormen van individuele beloning. Daar doen zij volgens Ritzen nog te weinig aan.
Ook de VSNU wil die kant op in de nu begonnen onderhandelingen met de vakbonden. De bonden staan sceptisch tegenover deze tendens. Zij zijn er wel voorstander van dat de universiteiten zelf met hen over salarissen en arbeidsduur gaan onderhandelen.
HOP, Hanne Obbink