Met het toetreden tot de Royal Society maakt u onderdeel uit van een illuster rijtje wetenschappers als Isaac Newton, Albert Einstein en Hendrik Lorentz. Wat doet dat met u?
‘Ik zie het als een erkenning van het werk van mijn groep en mij en van het hele vakgebied. Ik heb het al eens eerder gezegd: wetenschap is een team effort. Het stereotype beeld van een hoogleraar die alleen in een kamertje zit en over dingen nadenkt, dat is gewoon niet correct. Zo’n erkenning is er eentje voor het werk van de groep als geheel. Ik werk hier sinds 1998 en zie de benoeming als een erkenning van de opeenstapeling van het werk van de gehele groep door al die jaren heen. Iedereen heeft daar een rol in gespeeld.’
In september wordt u 62 jaar en bent u nog vijf jaar verwijderd van uw emeritaat. Heeft u al een plan uitgestippeld?
‘Ik ga niet met pensioen. Mijn voorganger, Leen van Wijngaarden, is 93 jaar en gaat ook gewoon door. Waarom zou ik stoppen met de wetenschap? Het is mijn passie, mijn hobby. Ik heb nog heel veel ideeën en er zijn nog tal van onopgeloste vraagstukken binnen dit vakgebied. Een collega uit het vakgebied is boven de tachtig jaar en gaat nu voor zijn vierde ERC Advanced Grant. Als mijn huidige project is afgelopen (Lohse haalde in 2023 zijn derde ERC Advanced Grant binnen, red.), dan ga ik zeker voor een vierde.’
'Ik heb nu de leeftijd dat ik het totaalplaatje veel beter in beeld heb, terwijl ik nog ruim voldoende jong ben om de dingen niet te vergeten'
Is er een punt waarop u zegt: nu is mijn wetenschappelijke carrière ‘geslaagd’? Of is het werk nooit af?
‘Ik was altijd breed georiënteerd en geïnteresseerd. Een voorbeeld: ik publiceerde in journals over zowel nanotechnologie als sterrenkunde. We hebben in het document Flow to the Future de zes toepassingsgebieden van de vloeistoffysica geïdentificeerd. Hoewel de toepassingen totaal kunnen verschillen, zijn de onderliggende principes vergelijkbaar en de onderliggende vergelijkingen zelf identiek. Neem het gedrag van aerosolen – hyperrelevant tijdens de coronacrisis. Die fundamentele principes van druppels die in turbulentie groeien en krimpen, die zijn niet anders bij zoutkristallisatie in de Dode Zee of bij de vorming van wolken. De fundamenten gelden dus zowel voor een toepassingsgebied als gezondheidszorg, milieu als klimaat.’
‘In de loop der jaren zag en leerde ik veel. Ik heb nu de leeftijd dat ik het totaalplaatje veel beter in beeld heb en dingen in verbinding kan brengen. En aan de andere kant ben ik nog ruim voldoende jong om de dingen niet te vergeten. Bovendien ben ik op het punt van mijn carrière, dat oud-studenten en oud-promovendi en -postdocs overal over de wereld goed terecht zijn gekomen; van tientallen hoogleraren die hun eigen groepen opbouwen tot bloeiende carrières in de industrie bij bedrijven als ASML en Canon. Dat doet me deugd.’
U bent al Simon Stevin Meester, lid van verschillende vermaarde genootschappen, winnaar van de Spinozapremie, Balzanprijs, Max Planck Medaille… Droomt u wellicht nog van een Nobelprijs?
‘Een vloeistoffysicus heeft nog nooit een Nobelprijs gekregen. Er waren twee heel grote vloeistoffysici: Geoffrey Ingram Taylor en Ludwig Prandtl. Als zij de prijs niet hebben gekregen, dan is de constatering dat dit vakgebied geen Nobelprijs heeft. Dat was waarschijnlijk ook goed voor het vakgebied; er is minder ruzie dan in andere wetenschapsdomeinen. Het maakt het wat vriendelijker, zou ik zeggen.’
In uw ERC-project richt u zich op hoe ijsbergen en gletsjers smelten. U noemde zelfs nog plannen om een groot ijsblok te smelten in het buitenbad van de UT en de koelvijver voor de Horst. Hoe vordert dat onderzoek?
‘Dat smelten is nog steeds het plan. Het probleem is wel de veiligheid, omdat we voor het meten een laser nodig hebben, maar desnoods wijken we uit naar het Maritiem Research Instituut in Wageningen. Er zijn fundamentele problemen op te lossen, want ijsbergen smelten veel sneller dan men dacht, uit gebrek aan fundamenteel begrip. Daar proberen wij iets aan te doen.’
‘Het ERC-project is voornamelijk gericht op simulaties, berekeningen en gecontroleerde experimenten. We zijn momenteel bezig met een aanvraag van een Zwaartekrachtsubsidie (waar tientallen miljoenen euro’s mee gemoeid zijn, red.). Dat onderzoek moet voortborduren op het ERC-project, waarbij we de brug slaan tussen de vloeistoffysica, oceanografie en de klimaatwetenschappen: from the lab to the ocean, dat is het plan.’
'Keer op keer moeten we op de wetenschappelijke feiten blijven hameren'
Wat zijn uw drijfveren? U liet in dat eerdere interview eens vallen uw tijd niet te willen besteden aan een minimale verbetering, maar aan het oplossen van fundamentele problemen…
‘Klopt, ik wil me bezighouden met zogeheten outstanding problems. Dat zijn problemen met een zekere relevantie en wetenschappelijke diepte, zoals het klimaatprobleem. Dat zie ik als het grootste probleem van de mensheid, behalve de vrede natuurlijk. Dat begint vanuit een zekere nieuwsgierigheid, het willen oplossen van zulke moeilijke puzzels. Dat had ik als klein kind al en dat is nog steeds mijn motivatie.’
Zit er een zeker vleugje activisme in uw wetenschappelijke werk?
‘Het activistische zit niet in mijn natuur. Maar in de coronacrisis bleek het bittere noodzaak. Toen werden de wetenschappelijke feiten dat het coronavirus zich verspreidt zich via kleine druppeltjes in de lucht en dat mondkapjes werken te lang genegeerd door de politiek in Nederland. Samen met anderen ben ik tijdens de coronacrisis politiek activistischer geworden, om steeds maar weer op de wetenschappelijke feiten te hameren. Die waanzin van die anti-wetenschappelijke stemming was zo overheersend.’
In een eerder interview uit 2020 maakte u zich ook zorgen over enkele maatschappelijke tendensen, het populisme en anti-intellectualisme…
‘Het is er in die afgelopen vijf jaar alleen maar erger op geworden, ook als je kijkt naar andere landen als de VS en Duitsland. Dat gevaar is groter dan ooit.’
Is het als wetenschapper vechten tegen de bierkaai?
‘Ik denk zeker dat academici een rol kunnen spelen, maar die invloed is in Nederland vrij beperkt. Anders dan in andere landen hebben we hier geen ‘chief scientific advisor’. Wat voor de coronacrisis geldt, geldt ook voor het klimaatprobleem. We moeten het verhaal blijven vertellen, op een manier dat mensen het snappen. Dat ze de catastrofale consequenties snappen en actie ondernemen. Keer op keer moeten we op die wetenschappelijke feiten hameren.’
De UT zit financieel gezien in roerige tijden, in uw eigen faculteit wordt dit jaar een reorganisatie doorgevoerd. Probeert u zich daar zoveel mogelijk voor af te sluiten, of enige mate van invloed uit te oefenen?
‘Je probeert natuurlijk altijd de dingen de goede richting op te duwen. Dat probeer ik sinds 2008, toen ik precies voor dit scenario waarschuwde. De financiële transparantie ging toen verloren. Er zijn besluiten genomen waarvan absoluut duidelijk was dat ze funest zouden uitpakken. Ik heb geprobeerd dat te voorkomen.’
Bedoelt u specifiek binnen de faculteit of binnen de UT?
‘Allebei.’
'We moeten voorkomen dat we met een nieuwe visie de doodsteek geven aan de UT als onderzoeksuniversiteit'
Ik kan me namelijk voorstellen dat u als universiteitshoogleraar een zekere mate van invloed kunt uitoefenen op de koers van de universiteit…
‘Het zou leuk en goed zijn, mocht het zo zijn. Maar ik heb helaas geen enkele invloed. Er is te weinig gebruikgemaakt van de kennis die in de faculteit zit. Dit is heel triest, omdat ik zie hoeveel uitstekende wetenschappers hier slachtoffer van zijn. Ik wil er niet te veel over uitweiden, maar dat ik met de reorganisatie niet blij ben, dat moge duidelijk zijn.’
De universiteit is nu bezig met ‘Reinventing our UT’, hoe kijkt u daarnaar?
‘Dat is echt een bedreiging. Als ik de plannen lees, dan is mijn zorg dat het accent veel te veel op onderwijs komt te liggen, alsof we een soort regionaal college moeten worden. Ik geloof absoluut in het idee dat onderwijs en onderzoek hand-in-hand gaan. Als we puur een onderwijsinstelling worden, dan loopt het uit op een fusie met Saxion. We hebben hier helemaal geen tweede Saxion nodig. Mocht de verhouding onderwijs-onderzoek fiftyfifty zijn, dan kan de faculteit TNW daar niet van leven. Daar zijn er te weinig studenten voor. Het is bovenal een misvatting dat het begeleiden van promovendi niet een onderwijsactiviteit is. De roep uit de industrie om mensen die wij opleiden, die is gigantisch. Dat is omdat we mensen op een andere manier opleiden dan als regionaal college, omdat we ze anders opleiden dan aan Saxion. We moeten voorkomen dat we met een nieuwe visie de doodsteek geven aan de UT als onderzoeksuniversiteit.’
'Food, nano, health... Al die trends, die komen en gaan. Wat blijft is de sterkte van een discipline.'
Hoe zou u het aanpakken?
‘Ik noemde in het begin het belang van wetenschap als team effort. We proberen binnen de groep een zeker intellectueel klimaat te bewaken: dat we vanuit nieuwsgierigheid en rationaliteit werken. Dat zou niet alleen voor de groep, maar ook voor de faculteit en universiteit als geheel moeten gelden. We moeten niet elke drie jaar een nieuwe visie voor de universiteit bedenken. Kun je je voorstellen dat Harvard of Princeton elke paar jaar met een nieuwe visie op de proppen komt? Natuurlijk doen ze dat niet.’
Maar hier in Twente wel?
‘Ik zie het kortetermijndenken overheersen. Dan moet het high tech, human touch zijn. Dan moet er focus liggen op food, dan weer nano, dan weer health… Nu hoor ik veel over ‘missiegedreven werken’. Een bedrijf kan missiegedreven werken, maar een universiteit moet gedreven zijn om kennis te ontwikkelen. Al die trends, die komen en gaan. Ook veranderingen en uitdagingen in de toekomst zijn niet te plannen. Maar wat blijft is de sterkte van een discipline. Ontwikkelen van kennis, dát is wat een universiteit moet doen.’