‘Een oplossing waar beide partijen tevreden mee zijn is altijd het beste'

| Stan Waning

Ruud Leether is sinds november de nieuwe voorzitter van de klachtencommissie op de UT en constateert ‘dat er veel goed gaat’. Toch waarschuwt hij ook dat we niet moeten doorschieten in een overkill aan regelingen en loketten. ‘Je ziet steeds meer mensen op een rem trappen in normale werkrelaties.’

Ruud Leether.

Wat kwam u tegen in deze eerste drie maanden als voorzitter?

‘Ik ben sinds 1 november voorzitter en constateer dat er veel goed gaat. Onderwerpen als veiligheid en ongewenst gedrag spelen volop en dat gaat gepaard met veel regelingen. Dat is niet specifiek voor deze universiteit. Iedereen is op het proces van een ‘veilige omgeving’ gesprongen. In principe is dat goed, want dat wil je als universiteit bieden, maar je moet waken voor een overkill waardoor je transparantie en zichtbaarheid verliest. Als iemand met een klacht rondloopt, dan wil je dat diegene eenvoudig de weg kan vinden. Veel separate loketten maken dat niet beter. De intentie op deze universiteit is zonder twijfel goed, maar mijn gevoel zegt dat dit het moment is om de stofkam er doorheen te halen. In hoeverre is er overlap en hoe los je dat op? Ik besef dat de hulpstructuur aanpassen buiten mijn bevoegdheid ligt: ik ben niet anders en niets meer dan de voorzitter van de klachtencommissie, maar er over sparren is goed en wat mij betreft nodig.’

Over bevoegdheid gesproken: wat is uw plek precies in de hulpstructuur van de UT?

‘De klachtencommissie is het formele slotstuk. Alleen als een klacht in het voortraject niet wordt opgelost en bemiddeling niet helpt, dan komen wij in beeld. Wij onderzoeken en beoordelen en geven formeel advies aan het college van bestuur. Niet iedereen wil een formele klacht indienen en dat is begrijpelijk. Zoiets bevordert een werkrelatie niet, maar onder sommige omstandigheden ontkom je er niet aan.’

Stel je voor dat je voor ongewenst gedrag wordt aangeklaagd. Dat kan terecht zijn, maar zo niet dan sta je gelijk met 5-0 achter en daar kom je er heel moeilijk van af.

‘Er is tegenwoordig veel aandacht voor grensoverschrijdend gedrag. Dat is goed, maar het is niet minder belangrijk om in zo’n case ook zorgvuldig met de beklaagde om te gaan. Hier noemen ze een beklaagde overigens een aangeklaagde, maar dat doet mij teveel aan de inquisitie denken. Stel je voor dat je voor ongewenst gedrag wordt aangeklaagd. Dat kan terecht zijn, maar zo niet dan sta je gelijk met 5-0 achter en daar kom je er heel moeilijk van af. Je ziet het in de media, de politiek en de jurisprudentie: het gaat nog te vaak mis, met onderzoekscommissies bijvoorbeeld die niet goed werken. Dat wil de universiteit terecht voorkomen.’

Speelt grensoverschrijdend gedrag in de klachten?

'Dat kan ik nu nog lastig beoordelen, maar in het laatste jaarverslag trof ik twee van die klachten aan. Die zijn beide overigens ongegrond verklaard. Dat er meer aandacht is voor grensoverschrijdend gedrag is terecht, maar we moeten er voor waken dat we niet doorschieten. Je ziet meer angst en mensen op de rem trappen in normale werkrelaties. Mensen worden heel voorzichtig. De juiste balans daarin vinden is lastig.’

Geschillen oplossen zit in mijn dna, net als de behoefte om de waarheid te achterhalen. Dat hoop ik de komende vier jaar met veel plezier te doen.

U hebt een jarenlange staat van dienst op het ministerie van Justitie, was arbiter en rechter en woont in Den Haag. Wat brengt u naar de klachtencommissie op een universiteit in Twente?

‘Ik had een functie in een klachtencommissie al langer op het oog. De afstand is geen probleem, want ik hoef hier niet vaak te zijn en de treinreis is aangenaam. Bovendien kom ik graag in deze regio. De functie lijkt wellicht een compleet andere wereld dan mijn eerdere functies, maar niets is minder waar. Een vordering in rechte instellen is in principe ook een klacht. Geschillen oplossen zit in mijn dna, net als de behoefte om de waarheid te achterhalen. Dat hoop ik de komende vier jaar met veel plezier te doen, zeker in deze dynamische omgeving met veel jonge en interessante mensen.’

Heeft u in in die drie maanden al klachten behandeld?

‘Nee. Vorig academisch jaar kwamen er twaalf klachten door, waarvan een deel is ingetrokken. Op het totale aantal mensen dat hier werkt en studeert is dat niet veel. Dat kan betekenen dat de universiteit het voortreffelijk doet, maar het kan ook zijn dat mensen de weg niet weten te vinden. Wat ook kan is dat veel klachten al in een voortraject worden opgelost. Als dat zorgvuldig gebeurt, is dat prima. Wat je niet wil is dat klachten niet doorkomen die wel door zouden moeten komen.’

‘Persoonlijk vind ik dat de vereiste zorgvuldige beoordeling van klachten met betrekking tot (seksueel) grensoverschrijdend gedrag alleen naar behoren gewaarborgd is bij de klachtencommissie. Wij zijn in staat om het traject juridisch goed te borgen, ook al zijn we geen rechtbank. We roepen getuigen op, raadplegen deskundigen en verrichten zuivere hoor- en wederhoor. Dat is van groot belang. Iedereen hier doet zijn uiterste best om meldingen en klachten op een goede manier te behandelen, maar het is – zeker in geval van beweerdelijk grensoverschrijdend gedrag – van het grootste belang dat die behandeling met voldoende waarborging is omkleed. Dat het aantal klachten gering is, kan overigens ook met cultuur te maken hebben. In het algemeen zijn studenten met een Aziatische achtergrond minder snel geneigd tot klagen. En onderschat de invloed van hiërarchische werkverhoudingen niet. Als PhD je promotor aanklagen? Begin daar maar eens aan.’

De gedraging moet zich afspelen binnen de context van de universiteit. Als jij zaterdagavond dronken over de bar ligt, dan hoef ik dat niet te weten. Liever niet zelfs.

Als iemand zich met een klacht meldt bij de klachtencommissie, wat gebeurt er dan?

‘Het klaagschrift wordt eerst door de secretaris van de klachtencommissie bekeken en beoordeeld. Dan gaat de klacht zo spoedig mogelijk naar mij en maken we gezamenlijk een plan van aanpak. Daarmee starten we de procedure. Horen is dan verplicht. Dat hoeft niet in elkaars aanwezigheid, al gaat daar wel de voorkeur naar uit. Het kan zijn dat getuigen en deskundigen worden opgeroepen. Dan komt de klachtencommissie tot een oordeel. Dat gaat in de vorm van een advies naar het college van bestuur, dat de uiteindelijke beslissing neemt. Die is vrijwel altijd conform ons advies. Is dat niet zo, dan moet het CvB dat melden aan de klager en de aangeklaagde. Als we tijdens een zitting merken dat bemiddeling een optie is, dan gaan we daarvoor. Een oplossing waar beide partijen tevreden mee zijn is altijd het beste.’

Kan een UT’er met alle klachten bij de commissie terecht?

‘Het moet gaan over concrete gedragingen. Dat is duidelijk afgebakend. We behandelen geen klachten die te maken hebben met het gevoerde beleid. De UT heeft daarvoor een afzonderlijke geschillencommissie, net als voor klokkenluiders en wetenschappelijke integriteit. De gedraging moet zich bovendien afspelen binnen de context en verantwoordelijkheid van de universiteit. Als jij zaterdagavond dronken over de bar ligt, dan hoef ik dat niet te weten. Liever niet zelfs.’

Wat vindt u als voorzitter het belangrijkste bij het behandelen van een klacht?

‘Een zorgvuldige en snelle behandeling. Niets is zo vervelend als maanden moeten wachten op een uitspraak. En dat geldt zowel voor klager maar zeker ook voor de beklaagde. Het is de taak van de klachtencommissie om op zorgvuldige wijze zo snel mogelijk tot een gedegen oordeel te komen.’

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.