Spotlight

‘Het mag wel iets minder direct, krijg ik regelmatig te horen’

| Jelle Posthuma

Als oud-militair is het ‘ja-maar’ van studenten soms lastig voor Benno Kiers (48). Toch voelt het hoofd beveiliging zich al tien jaar thuis op de UT. ‘Mensen letten hier op elkaar. Dat merkte ik toen ik ziek thuis kwam te zitten.’

Kiers draagt een zonnebril als hij aan zijn ronde over de campus begint. Samen met een baard en gladgeschoren hoofd maakt het de ‘look’ van het hoofd beveiliging compleet. Aan hem de schone taak om samen met zijn team de universiteit veilig te houden. Zijn wandeling begint bij de hoofdingang, waar Kiers even stil blijft staan bij The Head, het nieuwste kunstobject op de campus. Hij werpt een blik op de koperen gigant. ‘Toen-ie geplaatst werd, heb ik een tijd op de parkeerplaats gestaan, en gedacht: ik weet eigenlijk niet zo goed wat ik van jou vind…’ Dan met beveiligersblik: ‘Het ding is tien meter hoog, daar wil je niet vanaf vallen. Het eerste weekend moesten we er al twee studenten weghalen. Als beveiliging mogen we onze borst natmaken, vrees ik.’

Kiers vervolgt zijn ronde richting het festivalterrein van de UT. Post-corona wordt de campus als vanouds overspoeld met evenementen. Van de Batavierenrace tot hardstyle-feesten. ‘Prachtig dat het weer kan’, oordeelt het hoofd beveiliging. ‘Zelf ben ik overigens meer van de metal. Dit weekend ga ik naar een festival in de buurt van mijn woonplaats Klazienaveen in Drenthe. Vanuit de hele wereld komen er bands om de boel af te breken. Mooi man! Mijn zoon van zeventien houdt toevallig van dezelfde muziek en gaat dit weekend voor het eerst mee. Muziek is emotie. Het heeft altijd een belangrijke rol gespeeld in mijn leven. Vroeger speelde ik in een metal-band als gitarist en zanger. Mijn favoriet is Jimi Hendrix, al heeft dat niets met metal te maken. Op gitaar is het de meester zelf. Mijn zoon heet niet voor niets Jimi. En hij speelt ook nog eens gitaar. Mijn kinderen zijn het grootste geluk wat me is overkomen. Ze zijn inmiddels al wat ouder en ik vind het prachtig om te zien hoe ze zich ontwikkelen.’

Militair

Naast zijn zoon Jimi heeft Kiers een dochter, Manon. Toen ze geboren werd, besloot Kiers in overleg met zijn vrouw Elles te kiezen voor een leven in de ‘burgermaatschappij’. Daarvoor werkte hij ruim acht jaar als militair. ‘Als een van de laatsten kreeg ik een oproep voor de militaire dienstplicht. Ik kwam uiteindelijk terecht bij de afdeling bewaking van de luchtmacht. Ik heb daar een mooie tijd gehad en ben twee keer op uitzending geweest voor de oorlog in Joegoslavië. De eerste keer was als ondersteuning van de F16’s in Italië. We zaten midden in de zomer aan het Gardameer en hadden het kortom minder kunnen treffen. De tweede keer moest ik naar Albanië voor een helikoptermissie. Dat was heftiger. Ik kreeg meer mee van de lokale ellende. Op uitzending gaan is een bijzondere levenservaring. Je moet een half jaar voor jezelf zien te zorgen. Ook het kameraadschap uit die tijd is iets bijzonders. Je doet alles samen: eten, slapen, werken en uitgaan. Als er dan een klik is, ontstaat er een hechte band, die ik nergens anders meer zo sterk heb ervaren. We proberen nog regelmatig een reünie met elkaar te organiseren.’

Na de luchtmacht gaat Kiers aan de slag als particulier beveiliger. Ook werkt hij als ‘assistent business unit manager’. Zijn terugkeer naar de burgermaatschappij was volgens Kiers wennen. ‘We gaan bij defensie anders met elkaar om dan in de gewone maatschappij. Het is directer. Ja is ja, nee is nee. Ik krijg tegenwoordig nog regelmatig terug dat het ook wel iets minder direct mag. Op de UT heerst een andere cultuur dan bij defensie. Hier vraagt men: waarom mag iets niet? Wie heeft dat gezegd? Kan het niet anders? Het doet me denken aan een anekdote. Er stond hier ooit een fiets verkeerd geparkeerd. Toen heb ik als hoofd beveiliging gewoon het slot laten doorknippen. Een paar dagen later kwam de eigenaar – het bleek een student te zijn – met een wetboek in de hand mijn kamer binnen. Hij kwam verhaal halen. Dat vond ik eerlijk gezegd prachtig. Ik heb zijn slot vergoed, maar ook gevraagd of hij zijn fiets nooit meer op die plek neer wilde zetten. Uiteindelijk ging hij schoorvoetend akkoord. Ik wil maar zeggen: soms is het goed om kritisch te zijn. Maar als oud-militair is het soms verrekte lastig om daarmee rekening te houden, haha.’

Gedogen

De wandeling gaat in de richting van de studentenwoningen. Het is er midden op de dag opvallend rustig. Een vogel produceert het enige geluid. ‘Met dit mooie weer gaan vanavond weer de barbecues aan met een muziekje erbij’, weet Kiers. ‘Dat moet kunnen. We hebben als beveiliging veel contact met studenten. Helaas is het vaak onze taak om te zeggen: dit of dat mag niet. Of erger: we moeten gegevens noteren en vervolgstappen ondernemen. Ik vind het weleens jammer.’ Volgens het hoofd beveiliging kan en mag er veel op de campus. Maar door de snelle groei van de studentenaantallen in de afgelopen jaren is de druk op faciliteiten toegenomen. ‘Er komen steeds meer studenten bij en dat is prachtig. Maar we moeten daardoor ook betere afspraken maken. Op de campus zijn veel dingen lang gedoogd. Nu zijn we op een punt dat we niet meer kunnen gedogen, omdat het anders echt misgaat. Neem de open vuren bij campushuizen. Zoiets kan in een woonwijk ook niet.’

En er is nog iets wat Kiers zorgen baart. ‘De woninginbraken in campushuizen zijn echt een probleem. We hebben dit jaar een recordaantal insluipingen. Studenten sluiten ramen en deuren niet altijd af. En de gelegenheid maakt de dief. Ik vind het zo jammer, want studenten zijn hun dure laptop of spelcomputer kwijt. Misschien heeft het met sociale controle te maken. Vroeger wisten studenten precies wie er in hun flat woonde. Dat lijkt de laatste jaren minder te zijn geworden. Het is belangrijk dat studenten het direct melden als ze iets verdachts zien. Dan komen wij in actie.’

Ziekte

Genoeg over de campushuizen. Kiers buigt af richting het Sportcentrum van de UT. Sinds kort is het voor hem een belangrijke plek geworden. ‘In het Sportcentrum probeer ik twee, drie keer in de week te sporten om mijn conditie weer wat op te bouwen. Ik ben lange tijd ziek geweest vanwege een tumor op mijn bijnier. Bij inspanningen werd ik steeds vermoeider. Als ik thuis naar boven liep, moest ik aan het eind van de trap uithijgen. Dat was absurd. Het leek op een soort griep, en dat zei de huisarts ook. Maar ik werd steeds slechter. Eerst kwam ik in het streekziekenhuis terecht en uiteindelijk godzijdank in het UMCG in Groningen. Daar werd ik geopereerd. Mijn chirurg bracht de technologie vanuit Australië naar Nederland. Zoals het nu lijkt is het vervelende gevoel weg, dankzij de operatie. Ik ben daarom ontzettend blij met onze medische wereld.’

Zijn ziekte viel grotendeels samen met de coronapandemie. ‘Het was middenin de thuiswerkperiode. Mijn afwezigheid viel daardoor minder op. Een aantal medewerkers nam een deel van mijn taken over. Ik ben ze daar zeer erkentelijk voor. Weet je, er wordt op de UT ontzettend goed op elkaar gelet. Na de operatie voelde ik me dusdanig goed, dat ik een fietstocht van dertig kilometer maakte. Ik dacht: dan kan ik ook wel weer werken. Maar daar ging mijn leidinggevende, een HR-manager van de UT, niet mee akkoord. Achteraf vind ik dat alleen maar mooi. Ik werd tegen mezelf in bescherming genomen en kreeg de kans om rustig op te bouwen. Inmiddels ziet het er goed uit, al moet ik hard werken om mijn conditie terug te krijgen. Het heeft tijd nodig. Dat is ook niet gek: ik heb anderhalf jaar niets kunnen doen.’

Korte lontjes

Hoewel zijn taken deels werden overgenomen en de organisatie hem ondersteunde, had Kiers moeite met zijn eigen afwezigheid op de campus tijdens de coronapandemie. ‘Het was een chaotische tijd. Medewerkers en studenten moesten thuisblijven, maar als beveiliging kwam er juist veel op ons af. Als leidinggevende vond ik het lastig dat ik daar niet altijd bij kon zijn. Er waren veel mensen van buitenaf op de campus, bijvoorbeeld om te sporten. Soms werd de maximale groepsgrootte hierbij overschreden. Wij moesten de mensen daar op aanspreken, maar de lontjes bleken erg kort te zijn geworden. Eén van onze mensen vroeg een groepje om afstand te houden. Het bleek een gezin te zijn, wat onze beveiliger natuurlijk niet kon zien van de buitenkant. De desbetreffende moeder liet op hoge toon weten dat ze pas met de beveiliger zou praten als zij haar dochter, die blijkbaar jarig was, had gefeliciteerd. Zo gaan we toch niet met elkaar om, denk ik dan. Ik hoop eerlijk gezegd dat deze periode nooit meer terugkomt.’

Inmiddels zit de campusronde er bijna op. Kiers loopt terug naar het hoofdkwartier in de Spiegel, waar hij straks twee jaargesprekken heeft met zijn beveiligers. ‘Ik heb me goed in het zweet gewerkt tijdens de wandeling. Dat heeft natuurlijk alles te maken met mijn conditie. Ach ja, dan weten de collega’s tijdens het jaargesprek meteen hoe ik erin sta’, lacht hij.  

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.