Excellentie zonder etiket

| Edwin Zondervan

Edwin Zondervan is hoogleraar Process Systems Engineering aan de Universiteit Twente, en speelt graag een potje rugby met zijn studenten. Hij schrijft een maandelijkse column over de dynamiek van systemen, wetenschap, onderwijs en samenwerking. Maar ook over de zin en onzin van het academische.

Photo by: RIKKERT HARINK

Er zijn van die momenten waarop een universiteit even in de spiegel moet kijken. De afgelopen weken was zo’n moment. De beslissing van de UT om het predicaat cum laude bij promoties af te schaffen zorgde voor rumoer, ingezonden brieven, professorale verontwaardiging en landelijke media-aandacht. Ik moet eerlijk zijn: mijn eerste reflex was dezelfde. Waarom zouden we stoppen met het vieren van uitzonderlijke kwaliteit? Kun je niet beter de procedure verbeteren dan het predicaat schrappen?

In de tussentijd verdiepte ik me een beetje in het begrip ‘excellence’. Niet alleen de UT-documentatie, maar ook Peter Fleming’s How Universities Die, Stefan Collini’s essays, en het ‘Slow Scholarship’-manifest van Mountz en collega’s. En ineens voelde mijn eigen reflex oud aan, alsof ik nog riep vanuit een universiteit die niet meer bestaat.

Wat deze auteurs gemeen hebben, is hun diagnose dat ‘excellence’ een woord is geworden dat te veel wil betekenen en daardoor niets meer zegt. Voor Fleming (organisatie, management, economie) is het een lege managementleus, een vlag die de erosie van academische waardigheid moet bedekken. Collini (geschiedenis en literatuur) laat zien hoe ‘excellence’ de plaats inneemt van een veel belangrijkere vraag: waar is het hoger onderwijs eigenlijk voor? En Mountz (feminisme, politieke geografie) beschrijft hoe de obsessie met individuele uitblinkers leidt tot uitputting, ongelijkheid en een tempo dat vooral de luidste en best-gepositioneerde spelers bevoordeelt.

En dan lees je het UT-debat door die lens opnieuw. Het protest van de professoren: de vrees voor ‘mediocriteit’, voor verlies van prestige, voor het nadeel van excellente kandidaten op internationale markten. Het interview met de rector in NRC: de vaststelling dat het systeem niet werkt zoals bedoeld, dat gender bias en discipline-specifieke verschillen reëel zijn, dat de top-5-procent niet altijd als top-5-procent wordt herkend. En de studentenbrief die terecht nuanceert dat excellent onderzoek nog steeds wordt gezien, maar misschien niet alleen meer via een enkel etiket.

Langzaam begin ik te schuiven.

Wat mij namelijk raakte, was de zin van de rector: ‘Wij willen naar een andere vorm van excellence’. Ik moest denken aan rugby, niet omdat alles in het leven rugby is, maar omdat niemand een wedstrijd wint doordat één speler excelleert. De meest briljante speler verliest nog altijd van een goed team. Het gaat niet alleen om talent, maar om samen lopen, samen vallen, samen weer opstaan. Misschien is dat niet minder waar in de wetenschap.

Betekent dit dat we geen erkenning meer nodig hebben? Natuurlijk niet. Een prachtig proefschrift blijft prachtig. Een uitzonderlijke kandidaat verdient lof, publicaties, kansen, zichtbaarheid. Maar misschien hoeven we dat niet meer te reduceren tot één woord dat we te vaak gebruiken, te slordig meten en te ongelijk toekennen.

Ik ben er eerlijk gezegd helemaal nog niet helemaal uit, en misschien is dat precies het punt. Waar ik eerst instinctief tegen het afschaffen van cum laude was, zie ik nu dat deze beslissing misschien geen aanval is op excellentie, maar een uitnodiging om haar opnieuw te definiëren. Niet als een etiket op een individueel hoofd, maar als een cultuur waarin kwaliteit, eerlijkheid en gezamenlijke groei centraal staan.

En heel misschien is dat de mooiste vorm van excellentie die een universiteit kan nastreven.

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.