Twintig jaar CHOIR: ‘Loopt iets in de soep, dan zijn we ineens hard nodig’

| Rense Kuipers

Bedrijfskundige Erwin Hans en wiskundige Richard Boucherie stonden twintig jaar geleden aan de wieg van UT-centrum CHOIR. Op 7 november staat het jubileum op het programma. Een interview, over twintig jaar ‘onzichtbaar’ de zorg verbeteren.

CHOIR, met op de voorste rij in het midden Richard Boucherie. Tweede rij, tweede van rechts: Erwin Hans.

De UT kent anno 2025 tal van centra: van TUCCR voor cyberveiligheid tot BRAINS voor ‘Brain-Inspired Nano Systems’. Maar het allereerste ‘center’ van de universiteit? Hoogleraren Richard Boucherie en Erwin Hans durven die claim wel te maken als het gaat om CHOIR. ‘Twintig jaar geleden waren we wat onzichtbaar, als onderdeel van toenmalig onderzoeksinstituut CTIT. Daar waren we dan weer een subonderdeel van een subonderdeel van’, schetst Hans.

‘Je hebt een goede naam nodig om zichtbaar te zijn’, vult Boucherie aan. ‘Je moet een paal in de grond slaan met een naambord erop om zichtbaar te zijn.’ Het een instituut noemen, dat mocht niet van de universiteit. ‘Een center mocht wel. Vervolgens wilden we een eigen website, wat op de UT een ingewikkelde kwestie was. Erwin kende gelukkig de juiste mensen bij de IT-afdeling. Zo kregen we het voor elkaar dat we de URL choir.utwente.nl kregen. Dat heeft wel geholpen om te komen waar we uiteindelijk kwamen.’

Uit de ivoren toren

Zo werd CHOIR, het Center for Healthcare Operations Improvement and Research, geboren. Twintig jaar na oprichting een gevestigde naam en begrip in het vakgebied en de Nederlandse zorg. En dat wordt gevierd. Ook daarbuiten blijkt de naam jaloersmakend de lading dekkend, vertelt Hans. ‘Een groep in Californië wilde de naam ook claimen, hetzelfde geldt voor een Australische vakgroep. Al zien we af en toe ook een misverstandje voorbijkomen. We kregen onlangs nog een uitnodiging voor een Venetiaans koorfestival. Die hebben we maar beleefd afgewezen.’

De missie van CHOIR is al twintig jaar onveranderd. ‘We willen de zorg beter maken’, aldus Hans. ‘Niet vanuit een ivoren toren, maar door impact te maken samen met de sector. Het gebeurt uiteindelijk op de werkvloer.’ Over wind mee aan het begin hadden Hans en Boucherie niet te klagen. Vlak voor de oprichting van CHOIR verscheen een gewichtig landelijk rapport met de conclusie dat de zorg miljarden kon besparen. ‘De onderbouwing was enigszins dubieus, maar wij zagen ook dat er veel te verbeteren was’, vertelt Hans. ‘Bovendien begonnen we precies op het moment dat we vanuit het oude ziekenfonds naar het huidige systeem gingen. Vijf jaar eerder en we waren niet binnengekomen bij ziekenhuizen.’

Dezelfde taal spreken

Dat bleek in 2005 geen probleem te zijn. Vanuit het Erasmus MC volgde snel het AMC en het LUMC. In alle ziekenhuizen waar ze kwamen zagen Boucherie en Hans tal van mogelijkheden tot verbetering. ‘Het viel ons bijvoorbeeld op dat de operatiekamer altijd gezien werd als leidend’, zegt Hans. ‘Alsof je een fietsenfabriek hebt waarbij alles is gericht op de productie van het stuur. Dat vonden we gek. We weten al lang dat de langzaamste schakel het tempo van het geheel bepaalt. Bovendien: je kunt echt met weinig ingewikkelde oplossingen en bestaande data veel winnen.’

Toch was het wel zaak om ‘dezelfde taal’ te spreken. Geen sinecure als je een bedrijfskundige, wiskundige en geneeskundige bij elkaar zet. ‘Als een arts praat over het aanbod, dan gaat het over de patiënten. Net zoals dat we ook leerden om niet te praten over oplossingen, maar over interventies’, aldus Boucherie. Hij vervolgt: ‘Ik kan me nog een project met het LUMC herinneren, waar we een afstudeerder hadden. Elke paar weken hadden we een voortgangsgesprek, met de arts. We gebruikten exact dezelfde termen; hij medisch-inhoudelijk, ik over de processen. Het duurde even voordat we erachter kwamen dat we toch niet dezelfde taal spraken. Gelukkig had de student dat wel door.’

Van studenten tot spin-off

De inzet van studenten – en later steeds meer promovendi – bleek van onschatbare waarde voor CHOIR en de ziekenhuizen, vertelt Hans. ‘Ik kan me nog een project in een ziekenhuis herinneren waar ze ’s nachts drie teams in het ziekenhuis paraat hadden voor spoedgevallen. Nog nooit was het voorgekomen dat al die drie teams tegelijkertijd ingezet werden, terwijl de operatiekamermanager als de dood was voor ondercapaciteit. Onze student werd onderdeel van het team en dacht mee over vragen als: wat is spoed, wat niet? Uiteindelijk ging het ziekenhuis terug van drie nachtteams naar twee, met één team in het ziekenhuis en één team thuis oproepbaar. Een enorme besparing, zonder de gevreesde gevolgen voor patiënten.’

Archief U-Today: Erwin Hans (zittend) met rechts naast hem student Manon Vrielink. Zij deed onderzoek naar de nachtteams.

Ook de promovendi van CHOIR hielpen ziekenhuizen vooruit. Zoals Peter Vanberkel, die ook op het jubileumsymposium komt spreken. ‘Hij werkte in het Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis, waar ze een extra operatiekamer wilden – met als gevolg meer bedden, meer personeel, noem het maar op…’, aldus Boucherie. ‘Peter liet zien dat ze wel degelijk een extra operatiekamer konden toevoegen, zonder kostbare beddenuitbreiding.’

Om nog meer continuïteit te krijgen, startten Boucherie en Hans, samen met voormalig promovendus Nikky Kortbeek en het bedrijf ORTEC, in 2014 ook een spin-off: Rhythm. ‘Er zijn grenzen aan wat je kan doen als wetenschapper. Op een gegeven moment moet je iets uit handen geven, terwijl je wel samen met een organisatie verder wil opschalen en uitbouwen’, aldus Boucherie. ‘We wilden de spin-off in eerste instantie Tools B.V. noemen. De gedachte was toen dat de invoering van een goede software-oplossing het probleem zou wegpoetsen. Dat was een naïeve gedachte. Je moet altijd rekening houden met de weerstand van mensen en de weerstand van een organisatie. Kortom: je moet het sámen doen.’

Onzichtbaar

Wat al twintig jaar de uitdaging van hun vakgebied is, is de onzichtbaarheid van hun impact. Immers, wie kijkt er om naar rekenmodellen, procesoptimalisatie en capaciteitsplanning? ‘Wat levert het op? Die vraag krijgen we vaak. Er is altijd wat argwaan in de zorg. Je kan wel iets voorspellen, maar doe je dat verkeerd, dan ben je weg’, aldus Boucherie. ‘Daarom meten we altijd na, want dat creëert draagvlak. Als iets volledig in de soep loopt, zijn we hard nodig. Gaat het goed, dan let niemand op ons. Gebaseerd op een uitspraak van collega-wiskundige Lex Schrijver: we zijn als zuurstof. Als het er is, merk je het niet. Als het er niet zou zijn, merk je dat je niet zonder kunt.’

De hoogleraar heeft er een aansprekend voorbeeld bij. ‘Ons model had eens op een vrijdag voorspeld dat het die dinsdag erop een ontzettend drukke dag zou worden voor de klinische fysiotherapie. Uiteraard checkten we achteraf of dat het geval was. Nee, het was vrij rustig, een prima dag, hoorden we. We zijn dieper gaan kijken. Wat bleek? Ze hadden hun meest ervaren mensen ingezet die dag. Natuurlijk kunnen die meer aan door hun ervaring en kunde. Zonder dat ze erbij stilstonden vingen ze die piek op.’

Waar het werk van CHOIR ineens meer tot de verbeelding sprak, was tijdens de coronapandemie. Precies op dat moment hield Nederland de adem is als het ging om de capaciteit van intensive care. En precies op dat vlak schoten de UT-wetenschappers te hulp met accurate voorspellingen van het aantal opgenomen patiënten.

1+1=3

In de toekomst is CHOIR nog meer buiten de ziekenhuizen te vinden. De zorg gaat immers verder dan die vier muren, van thuiszorginstellingen tot sociaal werk. ‘Met Misja Mikkers kregen we er onlangs een hoogleraar bij’, vertelt Hans. ‘Hij heeft een achtergrond bij de Nederlandse Zorgautoriteit en kijkt naar het perspectief van het stelsel als geheel. Dat is een mooie uitbreiding. Als je écht impact wil maken, dan heb je een veelheid aan disciplines nodig. De zorg verbeteren zit niet alleen in processen optimaliseren, het reikt ook tot de financiën en organisatiekunde – om maar wat te noemen. Organisaties kantel je niet zomaar, dat leerden we de afgelopen twintig jaar.’

Of de UT nog meer centra als CHOIR kan gebruiken? Het antwoord is evident. ‘Natuurlijk. Zolang je maar kansen ziet om van één plus één drie te maken’, aldus Hans. ‘We zagen meer centra ontstaan, maar vaak binnen één faculteit’, vult Boucherie aan. ‘Wat wij startten, met mensen uit twee faculteiten, was zeker in die tijd uniek. We krijgen weleens de vraag hoe wij het doen. Het eerlijke antwoord is: het is zo ingewikkeld als je het zelf maakt. Al twintig jaar doen we gewoon alsof we één vakgroep zijn.’

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.