Kamer wil uitstel hogere temponorm

| Redactie

De verhoging van de `temponorm' naar 70 procent in het studiejaar 1997-1998 moet worden uitgesteld, vindt een meerderheid van de Tweede Kamer. Ook staat de Kamer zeer kritisch tegenover de snelle opeenvolging van wijzigingen in de studiefinanciering. Wel ondersteunt men de wens van het kabinet dat studenten na zes jaar hun diploma moeten hebben. Alleen de PvdA wil de valbijl een jaar later laten neerkomen.

Minister Ritzen staat volgende maand een lastig kamerdebat te wachten over zijn wetsvoorstel voor de prestatiebeurs. Deze week sloot de termijn voor de schriftelijke reacties van de Tweede Kamer, en die bevatten de nodige kritiek. Hoofdpunten uit het wetsvoorstel zijn dat studenten die in september 1995 gaan studeren het eerste jaar 50 procent van de studiepunten moeten halen en binnen zes jaar hun diploma moeten hebben. In september 1997 gaat de norm voor eerstejaars omhoog naar 70 procent. Voor alle huidige studenten stijgt de norm op dezelfde wijze, zij het dat zij jaarlijks worden afgerekend. Zij hoeven echter niet na zes jaar klaar te zijn. Wie niet aan de normen voldoet, moet zijn studiefinanciering terugbetalen.

Het besluit over de verhoging van de norm naar 70 procent komt te vroeg, vinden VVD en D66, twee van de drie regeringsfracties. De VVD wil eerst de effecten van de verhoging naar 50 procent afwachten. Volgens D66 is nog lang niet zeker dat het onderwijs over twee jaar zoveel is verbeterd, dat de norm naar 70 procent kan. De derde regeringsfractie, de PvdA, wil daarom dat studenten een te lage score in het eerste jaar kunnen compenseren door wel binnen vier jaar af te studeren. Onder die voorwaarde stemt de PvdA in met de verhoging naar 50, en later naar 70 procent. Volgens het CDA is de verhoging naar 70 procent überhaupt 'belachelijk', aldus woordvoerder A. Lansink.

Ook in meer algemene zin bestaat veel kritiek op de haast waarmee minister Ritzen de prestatiebeurs wil invoeren. D66- woordvoerder B. Bakker vreest chaotische taferelen rond de invoering, vergelijkbaar met de chaos toen minister Deetman in 1986 zijn nieuwe stelsel van studiefinanciering invoerde. Volgens Bakker, maar ook Lansink, hebben Tweede en Eerste Kamer zoveel bezwaren tegen het wetsvoorstel, dat een vlotte behandeling niet mogelijk is. Er blijft dan te weinig tijd over voor een soepele invoering. Ook de verenigingen van universiteiten (VSNU) en hogescholen (HBO-Raad) maken zich daarover grote zorgen.

Volgens het ministerie van onderwijs kan de prestatiebeurs echter 'zonder problemen' in september 1995 worden ingevoerd, mits de Eerste Kamer daar uiterlijk in juli mee instemt. De computers van de Informatie Beheer Groep, die de beurzen uitbetaalt, kunnen dan nog worden aangepast, aldus een woordvoerder. Reeds eind april verschijnen de voorlichtingsfolders voor scholieren. Zij worden voorzien van het voorbehoud dat de wet nog niet is aangenomen. De vrees voor chaos komt mede voort uit het feit dat volgend studiejaar drie stelsels van studiefinanciering naast elkaar funcioneren, namelijk voor studenten met vier, vijf of zes jaar beurs. Ook gelden dan diverse tempo- en prestatienormen. Bovendien wordt de prestatiebeurs uitgekeerd als een voorwaardelijke lening.

De PvdA kreeg deze week geen steun voor het pleidooi om niet na zes, maar na zeven jaar een eindoordeel te vellen over de prestaties van studenten. Zes jaar is lang genoeg om een vierjarige opleiding te voltooien, vinden de overige fracties. Zeker, als studenten zich tussentijds ongestraft een jaar kunnen uitschrijven, zoals de minister alsnog wil toestaan.

De vier grote fracties hebben grote moeite met het afschaffen van de kinderbijslag voor 17-jarige studenten die in het buitenland willen studeren en geen recht hebben op studiefinanciering. Voor deze groep moet een overgangsrecht gelden, vinden de fracties.

In een reactie stelt de VSNU voor om de tempo- en de prestatiebeurs te combineren. In het eerste jaar blijft de norm 25 procent en wordt de studiefinanciering uitbetaald als tempobeurs. In het vervolg van de studie geldt een prestatienorm van 50 procent; een student moet dan in vier jaar gemiddeld de helft van de studiepunten halen. De beurs wordt dan uitbetaald als een voorwaardelijke lening. Of en wanneer een student zijn diploma haalt, is in dit systeem niet relevant. 'We lopen daarmee vooruit op de invoering van een leenstelsel', aldus VSNU-directeur F. van Eijkern. De HBO-Raad vreest dat de prestatiebeurs studenten zal afschrikken om te gaan studeren. Minister Ritzen zal volgende week op de kritiek van de Tweede Kamer reageren.

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.