‘Nu we flink investeren in onze veiligheid – en die van Europa – is dat goed nieuws voor de defensie-industrie. En Twente heeft die defensie-industrie gewoon in de achtertuin. Net als dat de UT en Saxion mensen opleiden voor onderzoek en ontwikkeling, om straks te komen tot het beste materieel van onze krijgsmacht en voor de hele keten die daaraan bijdraagt.’
Het zijn de woorden van demissionair minister-president Dick Schoof, afgelopen september tijdens de Opening Academisch Jaar. Een verkapte oproep tot het aanhalen van de banden met defensie, tegen het decor van geopolitieke spanningen en economische kansen.
Schoof is geen eenling in die oproep. Neem alleen al dit tweeluik aan artikelen: Defensie ziet samenwerking met hoger onderwijs wel zitten en Kennissector wil best defensie versterken. Afgelopen zomer committeerde het kabinet zich aan de 5-procentnorm van de NAVO. Daarbij is 3,5 procent van het bruto binnenlands product bedoeld voor de krijgsmacht en 1,5 procent voor defensie-gerelateerde zaken zoals infrastructuur en cybersecurity. Dat onder druk van de Verenigde Staten – als gevolg van de welbekende Russische agressie en de bijkomende dreiging voor Europa.
Kentering
Hoe verleidelijk de lokroep gaat zijn vanuit defensie en of UT’ers daar massaal gehoor aan geven, dat moet zich nog uitwijzen. Dát de geldkraan bij defensie opengaat, ziet ook de dienst Strategic Business Development (SBD) op de UT. Impact development managers Nastassia Vilfan en Marleen Kuipers weten als geen ander dat onderzoeksfinanciering politieke en economische ontwikkelingen volgt. ‘We zijn een soort kwartiermaker, door te helpen met het vertalen van de buitenwereld naar binnen en welke financieringsvormen daarbij horen. Die proberen we goed naar de wetenschappers te brengen’, vertelt Kuipers. ‘Wij proberen de vertaalslag te maken door de kansen te identificeren en aan te dragen. Het is aan de wetenschapper hoe diegene wil bijdragen aan dit deel van de maatschappij.’
Ruim een jaar geleden merkten Kuipers en Vilfan een kentering op het gebied van defensie: waar er dik twee decennia werd bezuinigd, gaan er weer meer deuren open. Zo is er op Europees niveau met het European Defence Fund een programma van 7 miljard euro. Onlangs sloot NWO op nationaal niveau een call voor ‘high performance materialen voor Defensie en veiligheid’. Met andere woorden: de onderzoeksfinanciering komt – zij het nog mondjesmaat op het moment – op gang.
‘Een populaire misvatting is om het defensiedomein te zien als iets van bommen, granaten, kogels en soldaten’ – Nastassia Vilfan
SBD hield afgelopen zomer een inventarisatie op de universiteit, om te polsen of er interesse is onder UT-wetenschappers voor onderzoek op het gebied van veiligheid en defensie. ‘Zo’n 15 procent van onze principal investigators wil bijdragen aan nationale en Europese veiligheid’, blijkt volgens Vilfan uit die inventarisatie. ‘Dat is best veel.’ Daar hoort wel een belangrijke nuancering bij, zegt ze. ‘Het domein is ontzettend breed. Het omvat alles van menselijk gedrag, gezondheid en bestuur tot digitale veiligheid, hightech systemen, kritieke infrastructuren en de materialen waaruit die worden gebouwd. Een populaire misvatting is om het defensiedomein te zien als iets van bommen, granaten, kogels en soldaten. Voor ons als universiteit ligt de kern in het versterken van de veerkracht van mens, technologie en samenleving’, aldus Vilfan.
Democratie beschermen
'Bescherm de democratie, werk samen met de defensie-industrie!', schreef universitair hoofddocent Hans Voordijk vorig jaar. Dat in reactie op een ander opiniestuk op U-Today dat juist opriep níet te gaan samenwerken met defensie of de wapenindustrie. ‘Nee, ik ben absoluut géén voorstander van oorlog’, vertelt Voordijk. ‘Maar we moeten bovenal realistisch zijn: Poetin is een psychopaat, overigens met briljant psychologisch inzicht. Hij is een reële bedreiging voor onze vrijheid en democratie.’
En precies die vrijheid en democratie moeten beschermd worden. Ook door universiteiten, zegt Voordijk, die evenals Vilfan wijst op ‘hardnekkige misverstanden’. Die kaartte hij onlangs ook aan tijdens een Studium Generale-debat over het onderwerp. ‘Daar was de stelling dat de universiteit niet moet bijdragen aan onderzoek naar bommen en granaten. Tegenwoordig hebben we te maken met andersoortige oorlogsvoering, met een directe bedreiging voor onze democratie en infrastructuur, zoals desinformatie of cyberaanvallen. Neem alleen al afgelopen augustus, toen Russische hackers de sluizen van een Noorse stuwdam openzetten.’
Achterstallig onderhoud
Binnen dat thema is UT-hoogleraar cyberveiligheid Roland van Rijswijk-Deij sinds kort betrokken bij een onderzoeksproject om windturbines op zee te beschermen. ‘We gaan richting een energiecapaciteit van maar liefst 21 gigawatt op zee. In de wetenschap dat de verste parken meer dan honderd kilometer uit de kust liggen, ben je afhankelijk van elektronische bediening. Als je die lamlegt of saboteert, kan dat gigantische gevolgen hebben. We moeten 365 dagen per jaar de infrastructuur beschermen, een aanvaller heeft maar één goede poging nodig. Goede digitale beveiliging is dus cruciaal’, aldus de hoogleraar.
Bij uitstek een defensievraagstuk, zou je zeggen. Toch komt de financiering voor het onderzoeksproject via een andere route, de topsector energie. ‘Iedereen vindt het onderwerp belangrijk, dat is het probleem niet. We worstelen als samenleving wel met hoe we kritieke infrastructuur beveiligen en wie daarvoor verantwoordelijk is.’
Wat volgens de hoogleraar ook meespeelt, is de omslag die Defensie moest maken na jarenlange bezuinigingen. Het was immers niet lang geleden dat soldaten nog ‘pang pang!’ moesten roepen tijdens oefeningen vanwege munitietekorten. ‘Defensie is nu bezig met een inhaalslag na jarenlang achterstallig onderhoud en bezuinigingen. De organisatie moet wellicht nog wennen aan die nieuwe realiteit.’ Dat beaamt Marleen Kuipers van Strategic Business Development. ‘Het is een hele omslag die zo’n organisatie moet maken, zowel met oog op het dreigingsniveau als de eigen capaciteit en de investeringen die daarbij komen kijken.’
Ander ritme
Hoe zou een daadwerkelijke samenwerking tussen universiteit en ‘defensie’ eruitzien? Iemand die bekend is met beide werelden, is Tiedo Tinga, UT-deeltijdhoogleraar Dynamics Based Maintenace – tevens werkzaam bij de Nederlandse Defensie Academie. ‘Een belangrijk punt is dat je de juiste ingangen weet te vinden en moet proberen om een duurzame relatie op te bouwen.’ Dat is uit zichzelf al een complexe opgave met de defensieorganisatie, weet hij. ‘Het is een enorme organisatie die niet heel transparant is. Dus het is voor universiteiten moeilijk om contacten te leggen, een netwerk op te bouwen en aanvoelen waar de behoeftes liggen. Een extra complicerende factor is dat mensen op militaire posities om de drie jaar wisselen.’
‘Defensie wil binnen een half jaar iets kunnen inzetten. Daar moet je als onderzoeker heel goed over nadenken’ – Tiedo Tinga
Wat het nog moeilijker maakt volgens Tinga, is dat de organisaties niet per se in hetzelfde ritme marcheren. ‘Er is nu heel veel urgentie bij Defensie: het moet op de korte termijn en het moet concreet iets opleveren. Dat zijn nou net twee dingen die voor ons als universiteit niet heel eenvoudig zijn. We kijken als universiteit vooral naar de langere termijn, conceptueel en met een laag technology readiness level. Defensie wil het liefst binnen een half jaar iets kunnen inzetten. Daar moet je als onderzoeker dus heel goed over nadenken. Misschien dat een samenwerking met de industrie om Defensie heen veel meer voor de hand ligt, als je eraan wilt beginnen. Defensie is toch vaak de eindgebruiker.’



Roland van Rijswijk-Deij, Hans Voordijk en Tiedo Tinga.
Openheid en academische vrijheid
Waar alle geïnterviewden daarnaast op wijzen, is een verschil in werken tussen universiteiten en ‘defensie’. Universiteiten zijn gebouwd op openheid en internationale samenwerking, terwijl veiligheidsonderzoek soms vraagt om terughoudendheid in wat je deelt. ‘Open betekent echt open, dat realiseren mensen zich niet altijd’, zegt Vilfan. ‘Onze wetenschappelijke publicaties zijn openbaar. Dat kan wel degelijk gaan wringen met belangen van andere partijen, zeker als het gaat om gevoelige technologie.’
Dat is zeker niet in alle gevallen zo, vult Voordijk aan. Hij is naast universitair hoofddocent ook programmamanager van het Joint Innovation Center TNO-UT, gericht op digital lifecycle management. ‘Binnen dit kader kijken we bijvoorbeeld naar de versterking van fysieke infrastructuur zoals bruggen en wegen. Dat heeft zeker raakvlak met het versterken van de weerbaarheid van Nederland, maar het is heel wat anders dan het defensiegerelateerde werk van TNO dat meer achter gesloten deuren plaatsvindt. In zulke gevallen staat die openheid van publicaties, die voor ons zo gewoon is, natuurlijk wel degelijk op gespannen voet staan met academische vrijheid. Als je al zo’n samenwerking aangaat, moet je heel goed nadenken over hoe je die vormgeeft.’
Spagaat
Het levert de nodige hoofdbrekens op: een samenwerking met wat voor defensiegerelateerde partij dan ook, brengt vragen met zich mee op het gebied van academische vrijheid, kennisveiligheid en ethiek. Technologie die wellicht voor onschuldige doeleinden bedacht is, kan voor kwalijke doeleinden gebruikt worden. Huis-tuin-en-keuken-chips vonden zo ook hun weg naar Iraanse killerdrones. Andersom ook: militaire technologie die uiteindelijk een civiele toepassing krijgt, zoals GPS, meteorologie, het internet en maandverband.
‘De realiteit is wel dat onze veiligheid als land niet meer zo vanzelfsprekend is’ – Roland van Rijswijk-Deij
Het is de wetenschappers welbekende dual use-spagaat. ‘Het valt heel moeilijk te voorspellen waar je onderzoek uiteindelijk terechtkomt’, constateert Voordijk. ‘Met terugwerkende kracht is bijna iedereen die de afgelopen decennia met drone-, GPS- of AI-onderzoek bezig is geweest medeplichtig aan wapenontwikkeling.’ Wat wetenschappers nodig hebben, zijn richtlijnen. ‘Het is goed dat we binnenkort een UT-brede commissie voor gevoelige samenwerkingen krijgen’, vat Van Rijswijk het sentiment samen. ‘Er zal altijd wel een grijs gebied zijn. Of het antwoord uiteindelijk ja of nee is van zo’n commissie, dat weet je niet. Maar je weet dan wel dat er zorgvuldig naar is gekeken.’
Hij onderkent de ethische kopzorgen en maakt gebruik van zijn academische vrijheid om zijn eigen afwegingen te maken. ‘Als ik naar mezelf kijk: ik heb geen moeite met een samenwerking met de Nederlandse defensie, of – in het verlengde ervan – de Europese, of bedrijven die heel duidelijk werken aan de veiligheid van onze samenleving. Laten we het intern vooral met elkaar oneens blijven, des te zorgvuldiger en beter kunnen we afwegingen maken. De realiteit is wel dat onze veiligheid als land niet meer zo vanzelfsprekend is. Als universiteit zijn we onderdeel van de samenleving, dus zijn we ook verantwoordelijk voor de bescherming van die samenleving.’