Afgestudeerden van de lerarenopleidingen basisonderwijs (pabo's) werken steeds vaker buiten de regio waarin zij zijn afgestudeerd. Van de studenten die in 1992 of 1993 klaar waren met hun studie verhuisde bijna 40 procent voor een `vaste' baan in het basisonderwijs naar een ander deel van Nederland. Van de afgestudeerden uit 1990 en 1991 nam nog geen kwart die stap. Dat blijkt uit een rapport van de B en A Groep, dat voor het ministerie van onderwijs onderzoek verricht naar de arbeidsmarktpositie en mobiliteit van pabo-afgestudeerden. Een grotere mobiliteit van afgestudeerden is voor het ministerie van belang omdat in het westen en midden van het land tekorten aan leerkrachten in het basisonderwijs dreigen te ontstaan.
De scheve verhoudingen tussen de regio's zijn ook terug te vinden in de werkgelegenheidscijfers. Terwijl in het westen 78 procent van de pabo-afgestudeerden na maximaal twee jaar een `vaste' baan in het onderwijs had gevonden, lag dat cijfer voor de regio's noord en zuid iets boven de zestig procent.
Om jonge leraren te verleiden tot een nog grotere mobiliteit stellen de onderzoekers voor om meer voorlichting te geven over `tekortgebieden'. De informatie over regio's waar behoefte is aan leerkrachten is sinds 1992 niet verbeterd. Ook denken zij dat het helpt om een landelijke vacaturebank te starten en te bemiddelen bij het zoeken naar woonruimte. Er zit in ieder geval nog voldoende `rek' in de spreiding van pabo-afgestudeerden over het land: een derde van de werkzoekenden is bereid om te verhuizen voor een `vaste' baan in het basisonderwijs.