De Centrale Commissie Onderwijs (CCO) 'voelt niets' voor de overgang van vierjarige naar drie-plus-tweejarige opleidingen, schrijft ze in een advies aan het College van Bestuur. Voor de niet-technische opleidingen zou die overgang zelfs 'gevaarlijk' zijn, zo wordt gesteld. Het College van Decanen sluit zich hierbij aan. Zowel uit concurrentie-overwegingen ten opzichte van het hbo als uit kwaliteitsoverwegingen wijzen de decanen de mogelijkheid van het nieuwe opleidingstraject af.
Alleen voor Toegepaste Onderwijskunde zou drie plus twee interessant kunnen zijn, omdat die opleiding geen concurrentie van het hbo heeft te vrezen. Overigens stelt het ontwerp-HOOP ook dat verhoging van de instroom voor een aantal techniek-opleidingen wenselijk is en dat gezien de zwaarte verkorting van het curriculum niet aan de orde is.
Een systeem voor een bindend studieadvies betekent veel extra inspanning voor weinig extra rendement, meent de Centrale Commissie Onderwijs. Momenteel zouden al voldoende impulsen voor het kiezen van de juiste studie aanwezig zijn. De decanen onderschrijven dit standpunt.
De studentenvakbond SRD komt tot dezelfde conclusies als het College van Decanen en de Centrale Commissie Onderwijs. Bij de reactie op het bindende studieadvies tekent de bond wel aan dat het huidige selectiesysteem aan de UT nog niet voldoet. Er zouden teveel studenten zijn die pas na twee jaar afhaken of na een jaar voor een andere universiteit kiezen. De advisering, die via mentoren moet lopen, is niet adequaat, vindt de studentenvakbond. 'Vele studenten zijn niet buitengewoon positief over hun mentor en hebben de persoon niet vaker dan één of twee keer kort gesproken', schrijven de opstellers van de reactie.
De plannen van de minister in het kader van kwaliteit en studeerbaarheid kunnen volgens de decanen worden beschouwd als een stimulans voor de activiteiten die de UT al ontplooit op dit gebied. Van de universiteit wordt een 'kwaliteitsplan' verwacht, dat een voorwaarde is om in aanmerking te komen voor bijdragen uit het Studeerbaarheidsfonds. Het College van Decanen wil wel de 'papierwinkel' zo klein mogelijk houden.
Het door de minister geëiste kwaliteitsplan zou volgens de Centrale Commissie Onderwijs opgesteld moeten worden door een werkgroep bestaande uit medewerkers van het Bureau Beleidsondersteuning en het Onderwijskundig Centrum, faculteitsonderwijsdeskundigen en studenten. Ook zou deze werkgroep projecten in het kader van kwaliteit en studeerbaarheid moeten verzamelen en bundelen. Deze zouden moeten worden gecombineerd met het systeem van Centrale Stimulering Onderwijs dat de UT al kent.
De door de minister voorgestelde koppeling van rechtstreeks door het ministerie gesubsidieerde (eerste geldstroom) en op projectbasis gefinancierde (tweede geldstroom) onderzoek, vindt het College van Decanen 'niet nodig'. Het huidige systeem bevalt (redelijk) goed en voor 'strategische' toekenningen ontbreken feitelijk instrumenten. De Centrale Commissie Research formuleerde geen advies.
Volgens drs. Jessica Waaijers van het Bureau Beleidsondersteuning heeft een aantal faculteitsbesturen wel een reactie op het ontwerp-HOOP gegeven. Deze sluiten echter in grote lijnen aan op de adviezen van het College vanDecanen en de Centrale Commissie Onderwijs.
Deze week overlegt het College van Bestuur over de noodzaak van een aparte UT-reactie aan de minister. Wellicht dat wordt volstaan met aansluiting bij het commentaar van de Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten. De definitieve tekst hiervan was bij het sluiten van deze krant echter nog niet beschikbaar.