Aanscherping van regeling nevenwerkzaamheden

| Redactie

De definitie van nevenwerkzaamheden moet worden aangescherpt, de toestemmingsperiode moet van drie jaar worden bekort tot één jaar, en medewerkers dienen bij nevenwerkzaamheden binnen werktijd en privé-inkomsten ook hun honorarium op te geven. Verder moet er een standaardformulier komen voor de vastlegging van nevenwerkzaamheden per medewerker, en moeten faculteiten en diensten elk jaar een totaaloverzicht leveren van verleende toestemmingen. Die aanbevelingen doet drs. W. Schram RA (hoofd Instellings Accountantsdienst), in de 'Toetsing Regeling Nevenwerkzaamheden 1994'.

Schram onderzocht de afgelopen maanden welke procedures de faculteiten en diensten volgen met betrekking tot de 'Regeling Nevenwerkzaamheden UT 1994'. Ook stelde hij een kwantitatief overzicht op van UT-ers met nevenwerkzaamheden, uitgesplitst naar faculteiten en diensten. Dat gebeurde steekproefsgewijs bij Informatica, Wijsbegeerte & Maatschappijwetenschappen, Technische Bedrijfskunde, het Facilitair Bedrijf en de Campus. De U-Raad had in januari 1995 om zo'n kwantitatief overzicht gevraagd.

Uit het rapport blijkt dat faculteiten en diensten aanvragen voor toestemming voor nevenwerkzaamheden van hun personeel verschillend aanpakken. De ene eenheid hanteert een standaardformulier, de andere volstaat met een gesprek met de directe chef. Er blijkt voorts onduidelijkheid te bestaan over de vraag welke activiteiten nu precies onder nevenwerkzaamheden vallen. Toestemming wordt per faculteit/dienst voor verschillende periodes verleend, per kalenderjaar, per drie jaar, voor onbepaalde tijd.

Het kwantitatief overzicht dat bij het rapport is gevoegd betreft alleen de vijf genoemde faculteiten en diensten. Schram benadrukt in zijn rapport dat interpretatie van het overzicht moeilijk is omdat de gegevens waarop het is gebaseerd 'niet altijd juist en volledig (bleken te) zijn'.

Schrams rapport stond afgelopen dinsdag als informatiestuk op de agenda van de U-Raad. De raad nam de bovengenoemde, door het CvB overgenomen, aanbevelingen van Schram voor kennisgeving aan, met één kanttekening, die tijdens de sectievergadering van 19 september door buitenlid dr. W. 't Hart werd gemaakt. 't Hart raadde aan om bij de Kamer van Koophandel te controleren of de door faculteiten verstrekte gegevens ook juist zijn. Hij doelde met name op het bestaan van privé-stichtingen van medewerkers van de UT. De raadsleden van DD en KPS sloten zich bij zijn suggestie aan.

CvB-voorzitter Veltman kon tijdens de raadsvergadering melden dat inmiddels met een inventariserend onderzoek bij de Kamer van Koophandel begonnen is. Dit onderzoek zal volgens Veltman echter tijdrovend zijn. Veltman had de raadsleden eerder in de sectievergadering al toegezegd dat het CvB Schrams aanbevelingen in nauw overleg met de IAD concreet zal uitwerken.

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.