De VSNU-commissie beoordeelde de afgelopen maanden 41 onderzoeksprogramma's van zeven verschillende universiteiten. De faculteit TO sleept daarbij qua produktiviteit, relevantie en toekomstperspectief de meeste punten in de wacht. Met een gemiddeld cijfer van 4,1 (op een schaal van 1 tot 5) staat de faculteit ook in de algehele kwaliteits-ranking bovenaan, met een ruime voorsprong op de nummers twee en drie, Nijmegen en de Vrije Universiteit. Leiden, Groningen, Amsterdam en Utrecht volgen op grotere afstand.
TO-onderzoeksdecaan dr. Jan van den Akker blijkt bijzonder verguld met de lof van de commissie. Die was volgens Van den Akker met name enthousiast over de internationale oriëntatie van de vijf Twentse onderzoeksprogramma's. Ook zou de probleemgerichte interdisciplinariteit van het technologisch-getinte TO-onderzoek bij de commissie in de smaak zijn gevallen.
Van den Akker: 'Volgens de commissie gaat de praktijkgerichte onderzoeksaanpak die wij hier bij TO hanteren gepaard met hoge wetenschappelijke kwaliteit. Een belangrijke constatering, aangezien nog weleens de schijntegenstelling wordt gecreëerd alsof een technologische benadering op gespannen voet zou staan met fundamenteel-wetenschappelijke eisen.'
De faculteit beschouwt het VSNU-rapport derhalve als leuke opsteker. 'Het betekent niet dat we nu tevreden achterover gaan leunen. We zullen proberen het allemaal nog beter te gaan doen.' Van den Akker wijst op het nieuwe onderzoeksmeerjarenplan dat al op stapel staat. 'Het is natuurlijk wel zo dat we daarmee nu wat ontspannener aan de slag kunnen gaan.'
Het VSNU-rapport is volgens Van den Akker prima voor de 'beeldvorming' van TO. Als 'objectief extern kwaliteitsoordeel' vormt het een 'steuntje in de rug' bij het verwerven van centrale UT-gelden voor onderzoeksstimulering, bij het aantrekken van buitenlandse masters-studenten en bij het binnenslepen van internationale fondsen. 'Het staat bij subsidieaanvragen altijd goed als je met een extern kwaliteitsoordeel kunt wapperen.'
'Gemiddeld scoort u heel goed', vatte de voorzitter van de onderwijsvisitatiecommissie voor Werktuigbouwkunde afgelopen donderdag zijn uiteenzetting over de bevindingen in Twente samen. De Vlaams/Nederlandse beoordelaars hadden na afloop van hun bezoek aan de faculteit vooral lof en slechts een aantal 'punten van aandacht'.
'Zeer veel waardering', was er voor de zelfstudie over de opleiding, waarin overigens hoofdzakelijk het nieuwe, projectgestuurde vijfjarige curriculum wordt besproken. De visitatiecommissie constateerde dat hiervan veel wordt verwacht door de medewerkers. Voorzitter ir.drs. P.D. van der Koogh, directeur van TNO Wegtransportmiddelen, riep hen op bedacht te zijn op mogelijke nadelen. Het nieuwe onderwijssysteem heeft zich nog niet bewezen, waarschuwde hij.
Wel vond hij de overgang naar projectonderwijs lovenswaardig omdat die voorkomt uit de zelfopgelegde eis de slaagpercentages te verbeteren, hoewel deze niet eens zo slecht waren. De doelstellingen en eindtermen noemde hij'uitstekend uitgewerkt, heel helder en toegankelijk'. Hoog scoorden het niveau van de basisvakken en de mix van gebruikte werkvormen. Wel bestaat er 'zorg' over de breedte van de basis. De Vlaamse commissieleden zijn er bijvoorbeeld aan gewend dat daarin ook een vak als chemie aan bod komt.
Kinderziekten
De strakke planning die wordt aangehouden werd positief gewaardeerd. Maar er zijn qua eisen nog wat onduidelijkheden naar de studenten toe, signaleerde Van der Koogh. Ook de beoordeling van het projectwerk laat aan duidelijkheid te wensen over. 'Kinderziekten', oordeelt onderzoekdecaan ir. P.H. Vroegop, 'die we kennen en waar we mee bezig zijn.'
Meer aandacht moet worden besteed aan de schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid van de studenten, oordeelde de commissie na het lezen van een aantal scripties. De begeleiding van de scripties na een stage zou in sommige gevallen beter kunnen. Daarnaast mag de waardering wel een half tot een heel punt omlaag. Ook hierbij wreekt zich het feit dat de eisen 'minder duidelijk' zijn geformuleerd. In zijn algemeenheid zou de begeleiding van de stage, met name in het buitenland, kunnen verbeteren.
Op het gebied van de internationalisering sprak Van der Koogh over een 'hele realistische kijk'. 'Je moet niet te veel willen, maar misschien zou u iets kunnen doen aan de coördinatie intern. Nu ligt dat helemaal op het niveau van de vakgroepen.' Op het bestuurlijke vlak signaleerde de commissie tevens dat spanningsvelden zouden kunnen ontstaan tussen het cursorische en projectgestuurde onderwijs en tussen het basisgedeelte en het doctoraal onderwijs. Ook de opleidingscommissie, waarin geen hoogleraren zitting hebben, en de vergadering van de vakgroepvoorzitters, zouden weleens uit kunnen groeien tot twee polen die elk een eigen lijn nastreven. Een betere integratie tussen die twee is daarom gewenst, aldus de visitatiecommissie.
Dekaan
De faculteit constateert in de zelfevaluatie al dat het continu optimaliseren van de opleiding met name door de 'geïntensiveerde interactie en samenhang tussen de onderdelen, meer sturing en coördinatie vanuit het faculteitsbestuur vergt.' Omdat er binnen de faculteit onvoldoende draagvlak aanwezig is voor het aanstellen van een opleidingsdirecteur, is ervoor gekozen de nieuwe 'beroepsdecaan', prof.dr.ir. J.M.L. Penninger, de portefeuille onderwijs te geven.
Over de staf was Van der Koogh zeer te spreken. 'Wij hebben een aantal enthousiaste mensen ontmoet, die werken in een atmosfeer van openheid en toewijding. Door alle niveaus heen is sprake van een positieve betrokkenheid en bestaat consensus over het hier gevoerde beleid.' De inzet noemde hij 'buitengewoon goed'. Tot teleurstelling van de faculteit oordeelde de commissie ook goed over de ratio student/staf en promovendi/staf. In Delft en Eindhoven is deze lager en daarom is Twente van mening eigenlijk onderbemand te zijn. Ook de systematiek van de functioneringsgesprekken werd gewaardeerd, maar daaraan zouden alle medewerkers onderworpen moeten worden, dus ook de hoogleraren.
De visitatiecommissie moet nog op bezoek bij de universiteiten van Eindhoven, Delft, Gent, Leuven en Brussel. Wellicht dat de waardering voor Twente dan nog stijgt of daalt, want een norm of vergelijkingsmateriaal ontbrak nog. In het voorjaar van 1996 moet de eindrapportage gereed zijn.
De visitatiecommissie onder leiding van ir. drs. P.van der Koogh bracht vorige week verslag uit.
![]()