Volgens door de VSNU verzamelde cijfers verdwenen er in totaal 853 fulltime personeelsplaatsen of 1,9 procent van de formatie. Kennelijk verdwenen er vooral deeltijdbanen: het aantal tewerkgestelde personen daalde zelfs met 2135 of 3,9 procent. Van 1990 tot 1994 was de personeelsformatie van de universiteiten elk jaar nog gegroeid, doordat de meeste instellingen de pijn van bezuinigingen konden verzachten met extra inkomsten uit de `derde geldstroom'. Maar het afgelopen jaar is dat niet gelukt. De landbouwuniversiteit en de alfa- en gammafaculteiten hadden aan het eind van het jaar gemiddeld vier procent minder personeel in dienst dan aan het begin. En de klap was nog harder geweest, als de universiteiten niet diep hadden gesneden in hun centrale apparaat: daar verdween in één jaar tijd meer dan acht procent van de banen.
Van bezuiniging op assistenten-in-opleiding was, anders dan sommigen vreesden, landelijk geen sprake. Hun aantal bleef bijna constant. In plaats daarvan hebben de universiteiten vorig jaar hun goedkoopste en meest flexibele categorie personeel, de studentassistenten, sterk ingekrompen. Het aantal fulltime-plaatsen - en het aantal personen is daarvan een veelvoud - ging daar van 762 naar 626, een afname met 22 procent. De `populatie' hoogleraren bleef intussen constant. Bij de hoofddocenten was er zelfs een toename met 57 plaatsen of 2 procent.
De al jaren zichtbare groei van het percentage vrouwen bij de universiteiten zette vorig jaar opnieuw door, maar wel in een verlaagd tempo. Hun aandeel steeg van 34,9 naar 35,1 procent. In de drie voorgaande jaren verliep die groei drie tot vier keer zo snel. Gunstig is wel, dat juist aan de `top' het aandeel vrouwen nog duidelijk toeneemt: het aantal vrouwelijke hoogleraren ging vorig jaar van 88 naar 95 - een groei van 8 procent.