Het onderzoek strekte zich uit over 211 van de 636 Nederlandse gemeenten. Voor aankopen van produkten en diensten boven de 450.000 gulden en opdrachten voor bouwwerken boven de 11,5 miljoen, zijn gemeenten wettelijk verplicht de opdracht te publiceren om potentiële -ook buitenlandse- leveranciers in de gelegenheid te stellen mee te dingen. Bovendien moeten ze daarna voorgeschreven procedures volgen, waarin voorkeuren voor bijvoorbeeld lokale leveranciers geen rol mogen spelen.
Tijdens het onderzoek meldden al 31 gemeenten spontaan dat zij de Europese richtlijnen ontweken, door bijvoorbeeld orders te splitsen, opdrachten zo te formuleren dat ze net onder de drempelbedragen uitkwamen of door vervolgcontracten met huidige leveranciers af te sluiten.
In 1994 besteedden 82 van de 211 gemeenten in totaal 220 keer 'Europees' aan. Het ging hierbij om opdrachten voor vuilnisophaaldiensten, gehandicaptenvervoer, automatiseringsapparatuur, vuilcontainers, constructiewerken, maar ook om bijvoorbeeld verzekeringen, schoonmaak en kantoorartikelen.
De onderzoekers concluderen dat zeker 80% van de opdrachten, goed voor een totale opdrachtwaarde van anderhalf miljard gulden, buiten de spelregels van de interne Europese markt wordt gehouden.
Volgens professor Telgen, hoogleraar Inkoopmanagement aan de faculteit Technische Bedrijfskunde, was al lang bekend dat Nederland niet het meest royaal is in het naleven van Europese richtlijnen. Landen als Portugal, Griekenland en Ierland doen het wat dat betreft beter, in ieder geval getalsmatig. Nieuw is wel dat dit niet zozeer lijkt te liggen aan onbekendheid met het bestaan van de wettelijke verplichting, maar aan het bewust ontwijken van de richtlijn om de 'rompslomp' van Europese aanbesteding te vermijden.
