Visitatie: vier jaar genoeg voor Technische Natuurkunde

| Redactie

De faculteit Technische Natuurkunde van de TU kan wel degelijk in vier jaar goede ingenieurs opleiden. De opleiding moet dan wel minder aandacht besteden aan vakken uit de maatschappijwetenschappen, wijsbegeerte en puur technische opleidingen. Dat vindt de visitatiecommissie die de kwaliteit van de Nederlandse universitaire studies Natuurkunde en Sterrenkunde onderzocht. De Twentse opleiding krijgt als technische studie een curriculum van vijf jaar.

De visitatiecommissie schrijft in het afgelopen week verschenen faculteitsrapport dat ze de 'moeilijkheden die de beperking van de cursusduur met zich meebrengt ten volle erkent', maar desondanks meent 'dat de opleiding tot natuurkundig ingenieur aan de UT tot een zelfstandige vakbeoefening kan leiden, mits de tijd die besteed wordt aan programma-onderdelen die niet direct relevant zijn voor de natuurkunde tot het uiterste beperkt wordt.'

Die conclusie is opmerkelijk, omdat de commissie in het eindverslag over alle Nederlandse faculteiten juist opmerkt dat de studies natuurkunde onmogelijk in vier jaar zijn af te ronden. Net als de technische studies moet ook Natuurkunde een vijfjarig programma krijgen, zo schrijven de onderzoekers met grote stelligheid. 'De commissie is van mening dat een effectieve studieduur onder de vijf jaar met handhaving van de kwaliteit een illusie is.'

TN-decaan prof. dr. J. Greve vindt de tegenstrijdige conclusies 'een beetje vreemd'. 'Het is in zekere mate een politieke zaak. De voorzitter van de commissie (Prof. dr. H. de Waard, red.) heeft een duidelijke mening en die klinkt hierin door. De drie technische universiteiten krijgen een vijfjarige opleiding, en dat zouden alle andere natuurkunde-faculteiten ook willen.' Volgens Greve en onderwijsdecaan dr. L. Hanekamp is de stelling dat TN zich meer moet toeleggen op fundamentele natuurkundevakken 'aanvechtbaar'. 'Dat is vragen om een opleiding die niet meer past bij deze tijd.' Voorzitter prof. dr. H. de Waard van de visitatiecommissie was deze week niet bereikbaar voor commentaar.

Scheiding

Een ander kritiekpunt van de commissie betreft de scheiding tussen de toegepaste en meer fundamentele kant van de TN-opleiding. Volgens de commissie houden de tot onderzoeker opgeleide studenten zich slechts met fundamenteel onderzoek bezig, terwijl de ontwerpers voornamelijk toepassingsgericht worden opgeleid. En dat ondanks het profiel dat TN zichzelf toedicht als zou het een technisch-fysische opleiding zijn met veel aandacht voor ontwerpen en de meet- en systeemtechniek. 'Door deze ontwikkelingen wordt de door de UT gewenste profilering eerder verzwakt dan versterkt', aldus de commissie.

Daarnaast vindt de visitatiecommissie dat het onderscheid tussen de opleidingen Natuurkunde en Technische Natuurkunde moet verdwijnen. De commissie zegt 'geen enkele inhoudelijke rechtvaardiging' te zien voor de verschillende benaming van de studies en waarschuwt voor de gevolgen. De twee namen zouden 'ernstig afbreuk doen aan een evenwichtige verdeling van studenten over deze opleidingen, verwarring veroorzaken over de kwalificatie van de Nederlandse fysicus (...) en de mobiliteit van afgestudeerden onder andere ten behoeve van promotie-onderzoek bemoeilijken', zo staat in het rapport te lezen.

Ook die twee punten moeten gezien worden in een politiek licht. De commissieleden zijn voornamelijk afkomstig uit de hoek van de fundamentele natuurkunde, en zien met lede ogen aan hoe de (concurrerende) faculteiten Technische Natuurkunde een vijfjarige opleiding krijgen.

Voor de Twentse faculteit zijn de opmerkingen wel reden om in de toekomst nog meer nadruk te leggen op de techniek, aldus Greve en Hanekamp. 'We moeten ons zeker bezinnen. De boodschap is: nog meer profileren in de technische richting. Dat doen we al bij de herziening van het curriculum. De gewone universiteiten vissen in dezelfde vijver van de derde geldstroom als de technische. En we moeten allemaal ook hetzelfde produkt verkopen. Dat betekent dat je moet concurreren.'

Lof

'Met die politieke elementen in het rapport moet je voorzichtig zijn', zegt Greve. 'Het hoofdpunt is dat de opleiding positief beoordeeld wordt.' De visitatiecommissie is inderdaad zeer te spreken over de inhoud en de resultaten van de Twentse opleiding. In vergelijking met andere universiteiten slagen opmerkelijk veel studenten voor de propaedeuse: veertig procent in het eerste jaar. Daarmee voert de faculteit samen met de Katholieke Universiteit Nijmegen de lijst aan van alle Nederlandse natuurkunde-opleidingen. Van de studenten die begonnen zijn aan de doctoraalfase maakt ruim negentig procent de studie daadwerkelijk af, een volgens de commissie 'zeer hoog' aantal. 'Dit impliceert dat de selecterende werking van de propaedeuse hoog is', aldus het visitatierapport.

Als reden voor de hoge slaagpercentages noemt het rapport het mentoraat voor eerstejaars studenten en de practica in het tweede en derde jaar die 'voortreffelijk passen in het kader van een technische opleiding.'

Ook krijgt de faculteit lof toegezwaaid voor het grote aantal (90 procent) studenten dat een stage volgt. Het eindniveau van de TN-studenten is goed, waarbij de commissie aantekent dat de gemiddelde studieduur (bijna zes jaar) aan de lange kant is. De commissie raadt de faculteit aan hiervoor het mentorsysteem door te zetten in het tweede jaar, meer werkcolleges te organiseren en meer abstracte stof in het eerste jaar te behandelen. Ook adviseert de commissie docenten vaker te laten rouleren. 'Dat zijn punten waar we al mee bezig zijn', aldus de onderwijsdecaan.

Het ontbreken van een eigen collegeruimte, door de commissie als kritiekpunt aangegeven, is volgens Hanekamp inderdaad een probleem. De faculteit hoopt op een plek in het nieuwe collegezalencomplex, maar die kans acht de onderwijsdecaan niet groot. 'Daar kunnen wij helaas niet veel aan doen.'

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.