De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) heeft op 13 april het Prioriteitsprogramma Materialenonderzoek goedgekeurd. Met een budget van 61,5 gulden is dit het omvangrijkste onderzoekprogramma dat NWO tot nu toe coördineert. Prof.dr.ir. H. Verweij van de UT is een van de leden van de autonome Programmacommissie die de verantwoordelijkheid voor het gehele budget zal dragen.
Het Prioriteitsprogramma Materialenonderzoek zal vijf jaar lopen. NWO en drie van haar dochters dragen jaarlijks negen miljoen gulden bij, het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen stelt per jaar 2,5 miljoen gulden beschikbaar en het ministerie van Economische Zaken verleent een subsidie van in totaal vier miljoen gulden.
Het programma gaat officieel 1 mei van start, maar Verweij en zijn collega's van de programmacommissie komen pas halverwege die maand voor het eerst bij elkaar. Hij kan dan ook nog niet zeggen hoe de verdeling van het beschikbare budget in zijn werk zal gaan.
Het programmavoorstel dat anderhalf jaar geleden is opgesteld door een gemengde commissie van universitaire en industriële leden onder leiding van prof. dr. J.Th.M. de Hosson vormt de basis voor het prioriteitsprogramma. Hierin worden als speerpunten genoemd de micromechanica en de mesoscopische materiaalkunde, coatings en composieten en functionele materialen. In het Prioriteitsprogramma Materialenonderzoek zal de nadruk liggen op constructiematerialen. Onderzoek op dat terrein zal 60 procent van het programma uitmaken.
Vijf jaar geleden is door de industriële Adviesgroep Materialen (AGM) al vastgesteld welke belangrijke toepassingsgebieden voor onderzoek braak lagen. Bovendien vond dit gezelschap dat het fundamentele onderzoek vragen over functionele en constructie-eigenschappen van materialen links liet liggen. Ook Verweij hoopt dat het prioriteitsprogramma een versterking van het fundamentele materialenonderzoek kan bewerkstelligen. Vertegenwoordigers van de 'klassieke' universiteiten zijn echter ondervertegenwoordigd in de Programmacommissie. Naast Verweij en vijf leden uit de industrie (DSM, Hoogovens, Philips, Shell en Akzo Nobel) bestaat de commissie uit prof.dr.ir. J.Th.M. de Hosson van de Rijksuniversiteit Groningen, prof.dr.ir. J. Blaauwendraad van de Technische Universiteit Delft en prof.dr. P.J. Lemstra van de Technische Universiteit Eindhoven. Daarmee zijn ook de vier Nederlandse onderzoeksscholen op het gebied van materiaalkunde vertegenwoordigd.