Ruim vijftien groepen van bedrijven willen een technologisch topinstituut beginnen. Zij hebben zich aangemeld bij het ministerie van Economische Zaken. Dat zal ongeveer vijf groepen selecteren die hun plan verder kunnen uitwerken.
Deze maand konden bedrijven aan minister Wijers laten weten op welke terreinen er technologische instituten moeten komen. Daar moeten er uiteindelijk drie tot vijf van komen. Het is de bedoeling dat in deze instituten technologisch onderzoek van hoog niveau wordt samengebracht, waarmee het Nederlandse bedrijfsleven de internationale concurrentie aan kan. De overheid gaat deze instituten met 55 miljoen gulden per jaar steunen.
Vooral in de hoek van de chemie liggen al uitgewerkte plannen klaar. Onder meer DSM, Dow Chemical en Shell willen een instituut op het gebied van de polymeren. Zij rekenen op vijftien miljoen gulden steun van de overheid. Deels dezelfde bedrijven gaan er ook van uit dat er een katalyse-instituut komt. Een derde initiatief dat deels op chemisch terrein ligt (aangemeld door onder meer Gist-Brocades en Unilever) betreft de voedingsmiddelentechnologie. De chemische industrie loopt met haar uitgewerkte plannen op de zaken vooruit. Minister Wijers van Economische Zaken wil, samen met zijn collega's van Onderwijs en van Landbouw, eerst beslissen op welke terreinen er een technologisch instituut komt; pas daarna wordt gesproken over vragen als hoeveel geld er per instituut beschikbaar komt, welke bedrijven en onderzoeksinstellingen eraan meewerken en hoeveel onderzoekers aan het werk gezet worden.
Behalve de initiatieven uit de chemie zijn er in elk geval ook instituten aangemeld over informatica, telematica, energie, transport en logistiek, geneesmiddelen, biotechnologie, waterbouw en materialen. De meeste plannenmakers gaan uit van een flink aandeel universitair onderzoek in hun instituut. Zo is Wageningen sterk betrokken bij het voedingsinitiatief, Twente bij telematica, Utrecht bij de geneesmiddelen en Delft bij de waterbouw.
