De onderhandelingen over een nieuwe cao voor het onderwijs gaan in de tweede helft van april van start. De huidige cao geldt als overbrugging en loopt af op 1 juni; bonden en minister willen voor die tijd een nieuwe cao klaar hebben. Die moet, vinden de bonden, een looptijd van bijna twee jaar, tot april 1998, krijgen. De onderwijs-cao geldt voor 350.000 mensen, van basisschool tot universiteit.
De ABOP en het NGL gaan met forse eisen de onderhandelingen in, mede omdat hun leden teleurgesteld waren over de huidige cao. De onderhandelingen daarover verliepen uiterst moeizaam en werden uiteindelijk pas in november jongstleden afgerond met een akkoord over 1,75 procent loonsverhoging. Een woordvoerder van de twee bonden relativeert de kosten van het nieuwe eisenpakket; het gaat volgens hem om niet meer dan 125 gulden per werknemer per maand.
De twee onderwijsbonden willen arbeidsduurverkorting niet eenvormig doorvoeren. Voor een deel van het onderwijspersoneel kan een 36-urige werkweek aantrekkelijk zijn. Voor anderen willen de bonden het mogelijk maken om arbeidsduurverkorting om te zetten in een sabbatsverlof of in eerder stoppen met werken.
De ABOP en het NGL fuseren op 1 januari aanstaande en vormen dan met 74.000 leden de grootste onderwijsbond. Zij zijn actief in het hele onderwijs, behalve aan de universiteiten, waar de AbvaKabo de grootste bond is. Nog deze week gaan de drie hun inzet onderling afstemmen. Vervolgens willen zij ook met de andere bonden in het onderwijs gaan overleggen. In ieder geval over de 36-urige werkweek bestaat geen overeenstemming. De kleine bond voor wetenschappelijk personeel VAWO is daar geen voorstander van. Zij heeft in plaats daarvan liever extra salaris.
