De Europese Commissie verwacht veel van zo'n 'Europese Dimensie', waarbij het versterken van de Europese eenheid door onderwijs, centraal staat. De belangrijkste thema's zijn: onderzoek naar motivatie studie in verband met dalende studentenaantallen; wat zou de basis van de opleiding moeten zijn, welke kwaliteitseisen moeten worden gesteld; de onderlinge internationale erkenning van studieonderdelen (accreditering) en de evolutie naar permante educatie: de lerende maatschappij. Het zijn nogal ambitieuze doelstellingen, te bereiken in de komende drie jaar.
Aanzetten
Met het bestuderen ervan en via onderlinge discussies kunnen goede aanzetten gegeven, leidend tot waardevolle resultaten. Diepgravende definities hiervoor zijn vrij zinloos. Beter is te kijken naar de deelnemende leden van dit netwerk. Er is SEFI (European Society for Engineering Education), CESAER (Conference of European Schools for Advanced Engineering) en de internationale studentenorganisatie BEST. Deze groeperingen vertegenwoordigen circa 400 technische instellingen binnen Europa (alles na de middelbare school!). De UT speelt hierbij een belangrijke rol. Niet alleen door deze conferentie te organiseren met garanties van CvB, UT-fonds, FIS (Fonds Internationale Stages), TW en het OR-fonds, maar ook door een actieve deelname zowel aan SEFI als CESAER. Contacten tussen SMIT (UT buitenlandse studenten opvang) en BEST worden opgezet. Prof Huib van Oort (WB) is voorzitter van de Curriculum Development Groep van SEFI en ondergetekende speelt een actieve rol bij de Engineering Education Werkgroep.
Rol
Ook de Liaisongroep nam actief deel aan de conferentie bij monde van dr. Jan van Alsté als algemeen inleider en drs Frits Spoek van het BIS (Bureau Internationale Samenwerking) als specialist Socrates. Ir Harry van Meijgaard van de UT-stagecommissie verzorgde een inleiding over internationalisatie en stages bij de UT. De conferentiedeelnemers waren ervan overtuigd dat de UT een belangrijke rol kan spelen bij de ontwikkeling van dit thematisch netwerk.
Een actieve deelname van de UT is essentieel voor de internationale ontwikkeling van studenten (arbeidsmarkt) en medewerkers (wetenschappelijke uitwisseling, etc.). Er hangt wel een prijskaartje aan. Gezien de toenemende druk op de Europese fondsen, inclusief het steeds toenemende aantal deelnemende landen, zal financiele ondersteuning vanuit de EC slechts gedeeltelijk kunnen. Als gevolg daarvan mag ook van de UT een bijdrage in personeel en middelen worden verwacht om het Thematisch Netwerk boven het papierwerk uit te tillen. Gezien de zeer gunstige prijs/prestatieverhouding zou dat geen probleem behoren op te leveren.
