Geschiedenis van een conservatief bolwerk

| Redactie

Waarom gaan er zulke megabedragen naar het fundamenteel natuurkundig onderzoek in ons land? En waarom is het nauwelijks gekomen tot stimulering van toponderzoek in de alfa- en gammadisciplines? Op zulke vragen wordt nieuw licht geworpen in een lijvig boekwerk van de historicus Albert Kersten dat deze week is gepresenteerd. Het gaat om een portret van de landelijke organisatie ZWO (voor Zuiver Wetenschappelijk Onderzoek) zoals die tot 1988 bestond om vervolgens op te gaan in NWO.

Zonder het boek van Kersten zou ZWO voor velen de geschiedenis in gaan als een martelaar voor de zuivere wetenschap, hardhandig om zeep gebracht door een centralistische overheid. Maar de waarheid is een stuk genuanceerder. ZWO-bestuurders boden niet altijd goed tegenspel tegen terechte verlangens van de overheid - en riepen steeds meer het beeld op van een conservatieve organisatie. Maar ook binnen de onderzoekwereld heeft ZWO niet altijd zo effectief en hoogwaardig beleid kunnen voeren als ze zelf graag wilde geloven. In de exacte hoek kan de vraag gesteld worden of de invloed van de organisatie wel altijd zo kwaliteitsverhogend is geweest. De samenwerking in werkgemeenschappen en stichtingen kwam nog wel eens neer op mutual back-scratching. Men hield elkaar de hand boven het hoofd.

Lobby

Boeiend is te zien, hoe het karakter en de armslag van ZWO eigenlijk al in de prehistorie van deze organisatie werden bepaald. De lezer wordt meegevoerd naar augustus 1945. De natuurkundigen begonnen toen, enkele dagen na de bom op Nagasaki, een effectieve lobby om premier Schermerhorn ervan te overtuigen dat atoomenergie ook voor vreedzame doelen ongekende mogelijkheden bood. En dat de in de oorlog gehavende onderzoekfaciliteiten zo snel mogelijk vervangen moesten worden door moderne instituten.

Het idee om de wetenschap een plaats te geven in de wederopbouw sloeg aan. Aan sturing van onderzoek werd nog niet gedacht. Ons land moest slechts zorgen dat het op topniveau meedeed aan nieuwe ontwikkelingen. Dat kon het beste door in landelijke samenwerking de universitaire versnippering te doorbreken. Zo konden de kernfysici, maar ook andere delen van de natuurkunde miljoenen steken in cyclotrons en andere peperdure apparatuur in Amsterdam (Watergraafsmeer) en Groningen - en later ook in deelname aan Europese centra zoals CERN.

Voorsprong

Andere vakgebieden probeerden dit voorbeeld te volgen. Maar al in 1946 had de natuurkundestichting FOM in de stimulering van fundamenteel onderzoek een voorsprong die veertig jaar lang onaangetast zou blijven. Niet alleen beschikten ze over het meeste geld, ook hadden ze een invloed bij de overheid verworven waar de in 1947 opgerichte brede moederorganisatie ZWO zich in praktijk maar naar moest schikken.

De auteur noemt FOM het `koekoeksjong' in het nest en laat zien hoe ZWO andere exacte disciplines minder autonomie gunde. Toch ontstaat uit zijn geschiedschrijving geregeld het beeld dat de koepelorganisatie met zijn bottom-up aanpak in het algemeen weinig in staat was een beleid te formuleren dat meer was dan de optelsom van de onderdelen. Zo had ZWO moeite om in te spelen op nieuwe interdisciplinaire ontwikkelingen, en slaagde de organisatie nooit goed in een `inhaalslag' voore de alfa- en gammavakken.

Zeker, ZWO boekte ook successen. Maar Kersten toont terecht ook de schaduwkanten van de geschiedenis. En als dan in 1988 de `oude' onderzoekorganisatie van het toneel verdwijnt en plaatsmaakt voor een meer slagvaardig NWO, kan de lezer demotieven van toenmalig minister Deetman begrijpen. Hij wilde een organisatie met meer eigen visie en initiatief. En daarbij paste geen democratie waarin de onderzoekers zelf over alles mee mochten praten.

De zelfgenoegzame toon waarmee in de laatste plechtige zitting van het parlement van onderzoeksbonzen (de ZWO-Raad) de scheidend voorzitter Mulder in januari 1988 aan de bewindsman en zijn top-ambtenaren een college geeft over 'heldere bestuurlijke verhoudingen', maakt in het slothoofdstuk dan ook een potsierlijke indruk. Maar het is niet uitgesloten dat sommigen ook na lezing van dit boekwerk ZWO als een martelaar voor de zuiver wetenschap blijven zien.

A. Kersten. Een organisatie van en voor onderzoekers. ZWO 1947-1988. Van Gorcum 1996. ISBN 90 232 3051 5. 476 blz. Prijs f 95.

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.