Het onderzoeksinstituut CSHOB (Centrum voor Studies van het Hoger Onderwijs Beleid) moet het de komende vijf jaar stellen zonder zijn directeur Frans van Vught. De bestuurskunde-hoogleraar volgde per 1 januari Theo Popma op als rector magnificus. Na het rectoraat van vier jaar volgt normaal gesproken een opfrisjaar. Daarna, zo verwacht men bij het CSHOB, zal Van Vught op het oude nest terugkeren. Het vertrek van zijn smaakmaker en boegbeeld heeft wel geleid tot wijzigingen in de organisatie van het oudste en meest vermaarde onderzoeksinstituut van de UT.
Een van de CSHOB-medewerkers van het eerste uur, dr. Peter Maassen, zal de komende jaren als directeur de honneurs waarnemen. Maassen promoveerde eind vorig jaar, maar is geen hoogleraar. Het leergebied van Van Vught (sectie beleidsprocessen van de vakgroep bestuur en beleid) zal de komende jaren daarom opgevuld worden met buitenlandse hoogleraren, die gedurende drie tot zes maanden de gewenste wetenschappelijke koppeling van het instituut met de leerstoel in stand houden.
De eerste in de rij is de Amerikaan D. Dill (Chapel Hill, North Carolina), die tot 1 augustus onder meer door het begeleiden van aio's zal bijdragen aan de onderzoek-en onderwijsactiviteiten van het CSHOB. Maassen: 'We gaan ook meer investeren in postdocs. Er is, ook landelijk, een verschuiving waar te nemen van aio's naar deze categorie onderzoekers'.
Onderzoek
Het onderzoek van het CSHOB krijgt bij dit alles een beschermde status. Dit om te voorkomen dat de omvangrijke consultancy-werkzaamheden van het instituut het eigen onderzoek gaan uithollen.
Het overall-management van het CSHOB berust bij Maassen, dr. Leo Goedegebuure gaat het onderzoek leiden, terwijl de nieuw aangetrokken drs. Henny Scholte de niet-onderzoek kant voor zijn rekening neemt. Het CSHOB telt op dit moment tussen de twintig en vijfentwintig medewerkers.
De huidige onderzoekers, zoals Maassen zelf, blijven zich vooral toeleggen op het wetenschappelijk onderzoek. Daarmee heeft het CSHOB immers altijd naam gemaakt en dat moet zo blijven, stelt Maassen. Voor het wereldwijde advieswerk (er lopen op dit moment onder meer projecten in Zuid-Afrika, Latijns-Amerika en Vietnam) komt er een aparte afdeling. 'Met inschakeling van externe bestuurders en andere experts willen we daarmee, nadrukkelijker dan tot nu toe, voor het CSHOB geld gaan verdienen,' legt Maassen uit.
Ambtenaar
Maassen (40) studeerde planologie en bestuurskunde in Nijmegen en werd in 1984 aangesteld als wetenschappelijk ambtenaar bij Bestuurskunde. Een jaar later stapte hij als medewerker onderzoek over naar het net opgerichte CSHOB. Het CSHOB telde toen nog slechts een handvol wetenschappers die zich bezighieldenmet de gevolgen voor het hoger onderwijs van grote bezuinigingsoperaties als de TVC (Taakverdeling en Concentratie), en de schaalvergroting en fusies in het HBO. Beleidsonderzoek dus, met als opdrachtgever het ministerie van onderwijs en wetenschappen.
Het was voor het eerst in Nederland dat de overheid, in dit geval minister Deetman en diens directeur-generaal Roel in 't Veld, de beleidskant van het hoger onderwijs wetenschappelijk lieten onderzoeken. Het ging en gaat niet om de onderwijskundige kant, maar om economische en beleidsaspecten. Maassen: 'De jonge onderzoekers van toen die zonder concurrentie een hoge mate van kennis konden opbouwen, dat zijn de experts van nu. In Nederland is er geen instituut dat met ons is te vergelijken, maar ook wereldwijd hebben we nauwelijks concurrenten.'
Door de inzet van het toenmalige CvB-lid Erik Bolle en de kersverse hoogleraar Frans van Vught, en op basis van de expertise van de faculteiten Toegepaste Onderwijskunde, Bestuurskunde en Bedrijfskunde (later ook WMW), kon de nieuwe activiteit in Twente worden gevestigd. Aanvankelijk als werkgroep, vanaf 1990 als onderzoeksinstituut. 'Het eerste van de UT', aldus Maassen. Het CSHOB werd op poten gezet met een half miljoen startsubsidie per jaar, tot 1990 door het ministerie, later met UT-middelen gefinancierd als VOF-programma (de zogenaamde voorwaardelijke financiering). Met ieder van bovengenoemde faculteiten heeft het CSHOB een of meer samenwerkingsprojecten lopen, aldus Maassen.
Uniek
Maassen vertelt dat een internationale beoordelingscommissie het CSHOB in 1993-'94 als een unieke onderzoeksgroep kwalificeerde, met een uitstekende (ook internationale) 'performance', zowel in kwalitatieve als kwantitatieve zin. Maar er werd wel bij aangetekend dat verdubbeling van de basisfinanciering noodzakelijk was om te voorkomen dat het instituut 'zou verworden tot een soort adviesbureau'. Vanaf 1995 trekt de UT hier jaarlijks ongeveer een miljoen gulden voor uit. 'We zijn daar tot en met 1999 van verzekerd. Een deel van deze middelen zal zo worden geïnvesteerd dat het CSHOB ook daarna als onderzoeksinstituut kan blijven voortbestaan'.