'Je kan het ze wel voorrekenen, maar dat heeft geen effect'

| Redactie

Studenten zijn probleemloze personen, die feestend door het leven gaan, luidt het vooroordeel. De praktijk toont een ander beeld. Ook studenten kampen met psychische problemen en overspannenheid. Temponorm en prestatiebeurs hebben de studiedruk vergroot. Bovendien moet de student aan zijn sociale ontwikkeling werken. 'Studeren is topsport', zegt studentenpsycholoog Binnert Boeke.

'Ik studeerde nominaal en deed van alles naast mijn studie. Commissies bij de studievereniging, toernooien organiseren bij de sportclub', vertelt Sabine, die CT studeert. 'De eerste twee jaar gingen ook prima. Ik stond regelmatig in de kroeg, had veel vrienden en haalde ook nog alle tentamens.

'Alles was fantastisch, totdat ik hoofdpijn kreeg. Niks lukte meer. Af en toe beukte ik met mijn hoofd tegen de muur, omdat die pijn minder erg was dan de knellende band die constant rond mijn hoofd zat. Ik ben naar allerlei artsen geweest, maar die konden niks vinden. Toen ben ik gestopt met mijn studie en heb een half jaar niks gedaan. Eindelijk vond ik rust en ging de hoofdpijn over. Sinds september studeer ik weer, maar nu zorg ik wel op tijd voor ontspanning.'

Pieter haalde in één jaar zijn propedeuse informatica. Hij had hard gestudeerd en voor zichzelf bewezen dat hij zijn studie aankon. 'Ik besloot het wat rustiger aan te doen. Dat moest kunnen, ik had immers wat speling ingebouwd. Maar ik kon mij er niet meer toe zetten om weer te gaan studeren. Het tweede jaar ging slecht. Het derde nog slechter. Ik haalde de norm van 21 studiepunten niet. Daar baal ik van.

'Ik zit op de bank te niksen en voel me ondertussen schuldig. Als je vraagt wat ik doe kan ik daar niet eens antwoord op geven. Niks eigenlijk. Ik ga niet eens uit. Ik voel me steeds ongelukkiger.'

Verenigingsleven

Pieter is niet de enige die na het behalen van zijn propedeuse niet veel meer presteert. Volgens studentenpsycholoog Boeke gaat het eerste jaar vaak relatief goed omdat studenten dan nog in het vwo-ritme zitten. Vroeg opstaan, studeren als je thuis komt van college. Ook is het enthousiasme nog groot. Eigenlijk gaat het eerste jaar nog op de 'automatische piloot'.

'Eerstejaars stellen zichzelf nog niet zo veel vragen over waar ze eigenlijk mee bezig zijn en wat ze nu eigenlijk willen. Dat komt pas in het tweede jaar als ze de vervolgvakken krijgen. Ze leren niet veel nieuws, ze gaan alleen dieper in op de theorie. De stof wordt nog fundamenteler. Pas in het derde en vierde jaar gaan ze wat met die vakken doen.

'Eerstejaars worden daarnaast bang gemaakt voor de temponorm. "Je moet wel hard studeren anders wordt het niks", krijgen ze voortdurend te horen. Veel eerstejaars zijn nog alleen bezig met hun studie. Vervolgens storten ze zich in hun tweede jaar in het verenigingsleven. Ze denken dat ze een achterstand later wel weer inhalen, maar dat valt heel erg tegen. Het kan soms wel een jaar duren voor ze het juiste studietempo weer te pakken hebben.

'Daarvoor geven wij een zelf-managementcursus. Die kweekt studenten een goed ritme aan. Dat betekent niet dat ze zich geheel op de studie moeten storten en niks anders meer kunnen doen. Alleen studeren lukt niemand. Je moet je ook af en toe kunnen ontspannen.'

Mentor

Geertje Jansen, de mentoren-coördinator van TN, bevestigt dat studenten veel moeite hebben in het tweede jaar aan de gang te blijven. 'Maar als ze in het eerste jaar hebben bewezen de studie aan te kunnen horen ze ook in hogere jaren de temponorm te halen.' Hoe sneller docenten opmerken dat het slechter gaat met een student, hoe beter het is.

In het eerste jaar hebben studenten dikwijls veel contact met hun mentor, maar in hogere jaren verwatert dit. 'Zeker als een student bewezen heeft dat hij de studie aankan, kijkt een mentor niet zo veel meer naar hem om. We zouden tweede- en derdejaars studenten meer in de gaten moeten houden', vindt Jansen. 'Over de studievoortgang hebben we genoeg gegevens. Een telefoontje als het wat slechter gaat zou misschien een hoop goed doen.

'Ook het slaagpercentage van sommige vakken moet omhoog, want als je hard studeert en je haalt een vak niet, dan werkt dat frustrerend. Natuurlijk moet een student daar tegen kunnen, maar als het te vaak gebeurt is er iets niet goed met dat vak. Bij TN bijvoorbeeld zijn er te veel struikelvakken. Het is moeilijk daar wat aan te doen, maar het is zeker belangrijk ook voor die kant van de zaak een oplossing te zoeken.'

Buitenstaander

Studenten die problemen hebben met hun studievoortgang kunnen volgens Boeke het best hulp zoeken bij een buitenstaander. 'Ouders en vrienden vertellen je vaak dat je het wel kan en dat je door moet zetten, maar als je dat niet wil heeft het geen zin.'

Belangrijk is volgens hem dat de student het probleem onderkent en zelf hulp zoekt, bijvoorbeeld bij een studentenpsycholoog. Na een gesprek of drie vier kan de student het vaak al weer zelf af.

Dat de drempel hoog is, beseft Boeke wel. 'Toch ga ik geen reclame maken om studenten naar ons bureau te krijgen. Een student moet zelf willen, anders heeft het toch geen zin.

'Tijdens de IK-training worden doegroepleiders gewezen op de mogelijkheid van hulpverlening door studentenpsychologen. Eén van hun taken is dan ook het doorsturen van hun doegroepkinderen als er problemen zijn. Een verwijzing door een andere student is meestal effectief. Een verwijzing door een mentor of studieadviseur vaak niet, omdat zij andere belangen hebben.'

Onderzoek

Veel studenten die in de problemen zitten, zoeken geen hulp. Joris, derdejaars CT, denkt dat de drempel hoog is en dat zij zich schamen. 'Ik zou zelf ook niet zo snel naar een studentenpsycholoog gaan. Waarschijnlijk zou ik eerder naar een decaan stappen.'

Joris is betrokken bij de onderwijswerkgroep van de SRD. 'De SRD is net begonnen met een onderzoek naar de uitval onder D-studenten van de generatie '89. Ongeveer 25 procent van de studenten mét een P op zak, is na zeven jaar nog niet afgestudeerd of is gestopt. Wij willen graag weten waar ze zijn gebleven. De onderwijskundigen van TN en het Onderwijskundig Centrum (OC) helpen ons daarbij. We hebben samen een enquête opgesteld. De wetenschapswinkel doet het uitvoerende werk.

'Wat de resultaten van die enquête zullen zijn weet ik niet. Eigenlijk weten we geen van allen wat er goed is, wat er mis is en wat er verbeterd kan worden.'

Moeten

Boeke gelooft niet dat er steeds hogere eisen aan studenten worden gesteld. 'De eisen zijn hetzelfde gebleven. Er wordt van studenten verwacht dat ze allerlei bestuurlijke activiteiten uitvoeren, dat ze sporten, zich sociaal ontplooien en daarnaast goed studeren. Vroeger had een student daar zes tot zeven jaar voor. Tegenwoordig moet alles in een veel kortere tijd. Dat maakt het zwaar.

'Studenten moeten zo veel. Ze moeten dit, ze moeten dat. Dat breekt hen op. Als een student het gevoel heeft dat alles zijn eigen keuze is, dat hij zelf zijn tijd indeelt, dan voelt hij zich al veel beter. De basis blijft natuurlijk dat je wilt studeren. Je moet voor je studie gaan.'

Agenda

Studentendecaan Jan Melief vertelt dat hij studenten vaak het advies geeft een nauwkeurige agenda te maken. Per uur opschrijven wat je gaat doen, wanneer je colleges gaat volgen, wanneer je studeert, enzovoorts. 'De avonden en de weekeinden houd je vrij. Als je twee tot drie uur per dag studeert, echt studeert en colleges volgt, haal je dat trimester alle vakken', aldus Melief.

'Vaak zitten studenten de hele middag niks te doen. Ze voelen zich daardoor alleen maar schuldig, omdat ze constant het gevoel hebben dat ze iets moeten doen. Je hoeft je natuurlijk niet heel strak aan het schema te houden. Als je een feestje hebt, dan studeer je de avond van het feestje tot een uur of elf. De volgende ochtend hoef je niks te doen. Dan slaap je toch veel lekkerder uit, of niet?'

Volgens Melief kom je er op deze manier al na één trimester achter of de studie wat voor je is, omdat je je zo veel meer in de stof verdiept. 'Je houdt daarnaast een hoop vrije tijd over die je goed kunt invullen met bijvoorbeeld bestuurswerk. Zelf-management daar draait alles om.'

Volwassenen

De huidige eerstejaars hebben met de prestatiebeurs te maken. Zij hoeven niet jaarlijks 21 studiepunten te halen, maar moeten hun studie binnen zes of zeven jaar afronden, afhankelijk van de studieduur. Dat betekent dat een student twee jaar speling heeft. Ook de prestatiebeursgeneratie is heel fanatiek in het eerste jaar, maar schakelt daarna een aantal tandjes lager.

'Je kan het ze wel voorrekenen', vertelt Melief, 'maar dat heeft geen effect. Ze denken: "Wie dan leeft, die dan zorgt". Ze kennen niet eens de voorwaarden van de prestatiebeurs. Ik heb er een college over gegeven, maar er kwam vrijwel niemand opdagen. Je moet goed plannen om je studie binnen de tijd te halen, maar maak dat jongerejaars maar eens duidelijk. Moet je ze soms in de gaten houden? Ze achterna lopen? Nee, toch. Het zijn immers volwassenen. Jij hebt een probleem, je kan er iets aan doen, ik kan je helpen. Doe je er niks aan dan is dat jammer.'

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.