Dat die omgeving landschappelijk erg mooi is, maakt het geheel alleen maar aantrekkelijker voor de zoekende bedrijven. De UT vindt het een mooi plan en wil de gemeente graag helpen om zo wellicht enkele buren te krijgen die willen aanhaken aan de infrastructuur ten behoeve van het speerpuntenonderzoek.
Het artikel roept erg veel vragen op, vragen in het algemeen en vragen ten aanzien van het UT-beleid. Laten we met het eerste beginnen. Wat een Science & Business Park betekent, hebben we in de afgelopen jaren geleerd. We dachten oorspronkelijk aan bedrijven die nauw gelieerd zijn aan nieuwe technologie, zoals Ericsson, KPN, TNO, aan membraan- en computerbedrijven en aan jonge starters. Er blijken inderdaad een aantal kleine bedrijven te zijn die wisselwerking hebben met de UT en gebruik maken van onze dure faciliteiten. Hun omvang op het Science & Business Park is echter gering. Daarentegen is het terrein snel volgelopen met kantoren van notarissen, advocaten en verzekeringsmaatschappijen. Geen wonder, want het is een chique terrein. Door een weinig terughoudend beleid van de gemeente is er nu geen ruimte meer voor die bedrijven waar de wisselwerking met de UT wel een belangrijke rol speelt.
Om een of andere reden heeft de UT zich de zorg van de gemeente ten aanzien van het S & B park ter harte genomen. De UT heeft vanuit de zestiger jaren, toen we nog dachten aan 12000 studenten, een optie voor uitbreiding op de Horstlanden. Om dat mogelijk te maken, heeft de gemeente toentertijd dat terrein ook de bestemming onderwijs en onderzoek gegeven. Voor zover we nu nog aan uitbreiding van het aantal studenten denken, is er voldoende ruimte op de huidige campus. Die ruimte neemt eerder toe dan af wegens een ingezette beleidsverandering. De UT wil het studentenleven terug op de campus. Na een periode van steun aan voorzieningen in de stad, gaat de aandacht nu sterk naar faciliteiten voor de Student Union. Maar het College van Bestuur begrijpt goed dat de huidige student zich voor zijn vertier meer in een stedelijke omgeving thuis voelt dan in het bos en wil daarom het campuscentrum verstedelijken met o.a. flats in de onmiddellijke omgeving van de Vrijhof en het Sportcentrum. Kortom een beleidsombuiging die goed te begrijpenis. Minstens even ingrijpend is het verhuizen van onderwijs en onderzoek naar het centrum. Zo wordt het nieuwe CT-gebouw tegen het EL/TN-gebouw gedacht. De argumentatie is goed: nu kan er meer integratie van onderzoek komen en wordt gemeenschappelijk gebruik van dure apparatuur bevorderd. So far so good.
Dat de UT onderzoeksinstituten wenst in de nabijheid van dit wetenschappelijk centrum is begrijpelijk. Wetenschappelijke interactie is gunstig en het bestemmingsplan laat het toe. Om hoeveel terrein het daarbij gaat, kan men zich voorstellen als men bedenkt dat het gebied met op de hoeken de CT-, WB en EF/TN-gebouwen, met alle daartussen liggende bosschages, grasvelden, vijvers en gebouwen ten behoeve van wiskunde, rekencentrum, informatica, onderwijskunde etc. slechts 35 ha omvat. Op die vijf en dertig hectaren werken duizenden mensen. Het is duidelijk dat de gewenste onderzoeksinstituten, in dezelfde stijl gebouwd, zeker niet méér gebied vereisen.
Als er dan gesproken wordt over 80 ha is er een andere agenda aan de orde, een agenda waar de UT geen boodschap aan heeft. Het artikel is daarover dan ook nogal verhullend. Van 30 ha wordt de plaats aangegeven, de Horstlanden, maar waar de overige 50 ha gesitueerd zijn, is onduidelijk. De UT gaat er geen geld aan verdienen zo wordt gezegd. Dit sluit dan het UT-terrein uit mag men veronderstellen. Waarom suggereren tekeningen van het nieuwe TEC (=TN+EL+CT) gebouw echter iets anders?
Maar ook ten aanzien van de Horstlanden lijkt het geweten niet zuiver. Het bos is niet van hoge kwaliteit, wordt gezegd. Inderdaad, het ziet er uit zoals de campus eruit zag na de drastische uitdunning in de jaren zestig. Maar zo'n argument speelt toch geen rol op de lange termijn. Nog erger wordt het door te spreken van laagbouw die 'voorzichtig ingepast zal worden' zonder het landschappelijk karakter aan te tasten. Van hoeveel van onze eigen gebouwen kunnen we dit zeggen? Is er in de laatste tien jaar op de campus gebouwd waarbij sprake is van inpassing in het landschap? Van welke architect is dit een doelstelling en welk bedrijf is daarop gericht? Hoe kan men dit voor langere tijd garanderen?
Kortom, laat de UT op zijn terrein onderzoeksinstellingen verwelkomen, instellingen die voldoen aan het huidige bestemmingsplan, en geen medewerking verlenen aan Business-Park II op een mooi landgoed.
De auteur van deze beschouwing is emeritus hoogleraar CT en campusbewoner.