Thuisgevoel in de collegezaal

| Rense Kuipers

Wat maakt een docent goed? Waar haalt iemand de passie vandaan de soms stoffige stof even boeiend als begrijpelijk te brengen? In de rubriek ‘Meet the teacher’ stellen we je voor aan de UT’ers met hart voor onderwijs. Deze aflevering: Thomas Groen, universitair hoofddocent bij de faculteit ITC.

Photo by: RIKKERT HARINK
Thomas Groen.

Thomas Groen is dit jaar door studenten benoemd tot ‘Teacher of the Year’ bij de faculteit voor Geo-informatica, Wetenschappen en Aardobservatie (ITC). Die titel kwam als een verrassing, maar zeker geen onaangename. Misschien dat zo’n verkiezing de indruk wekt van een populariteitswedstrijd: docenten die het onderwijs ‘leuk’ weten te maken worden in de schijnwerpers gezet. En dat is precies wat Groen graag doet. De erkenning aan zijn adres is van harte welkom.

Wat hij vooral belangrijk vindt in zijn onderwijs? De ongeschreven regel is dat leuke dingen beter blijven hangen. Dat valt of staat met een bepaalde sfeer creëren. De collegezaal moet als een thuis voelen voor zijn studenten. Met ruimte voor vragen, hoe ‘oenig’ die ook zijn. Groen is niet van de school dat domme vragen niet bestaan. Wél vindt hij dat iedere student zich op zijn gemak moet voelen om een potentieel domme vraag te stellen. Immers, de weg naar begrijpen bestaat volgens Groen uit een keten van stapjes. En zo’n keten is zo sterk als de zwakste schakel. Ergens een kwetsbaarheid en iemand dreigt al helemaal in de problemen te komen als de materie complexer wordt.

Daarom faciliteert hij het liefst vragen én fouten. Zo wijst hij tijdens colleges geregeld ‘vrijwilligers’ aan om naar voren te komen. Hoe meer fouten diegene maakt, hoe beter. Die ziet hij liever tijdens colleges dan bij tentamens. Wat hij bovenal wil uitlokken is een groepsgevoel. Dat die ene weetgierige student op de voorste rij bijspringt als een ander het zichtbaar moeilijk heeft. Maar ook dat een student achterin de zaal, die geen aandacht opeist en misschien wel stilletjes zit te lijden, zich mengt in het groepsproces. Want niet alle studenten krijg je zomaar over die drempel, weet Groen, hoe benaderbaar je ook bent als docent.

Een even interessante als leuke uitdaging, vindt hij de diversiteit van de studentpopulatie. Het verschil in achtergronden, culturen, kennis, onderwijssystemen en persoonlijkheden. Ieder individu heeft zijn eigen perspectief. En juist dat is belangrijk bij de ITC-master Spatial Engineering, waarvan Groen ook opleidingsdirecteur is. Studenten werken daarbij aan zogeheten wicked problems; geen voorgekookte en afgebakende opdracht, maar samenwerken aan oplossingen voor haast ongrijpbare opgaven als voedselzekerheid en klimaatverandering. Het is aan de studenten om als empathisch ingenieurs ieders perspectief mee te nemen en oplossingen te formuleren.

Groen geeft direct toe: de opleiding past niet in ieders straatje. Wie vooral de specialistische diepte in wil duiken, moet ergens anders aankloppen. Maar Spatial Engineering past volgens hem perfect bij de studenten met een helikopterview; zij die verschillende perspectieven bij elkaar brengen, het overzicht hebben en houden en met de nodige soft skills verbindingen weten te leggen tussen technici en niet-technici. Dat is meer dan alleen maar kopjes koffie drinken met stakeholders.

De ITC-docent probeert ook het onderzoek te verweven in zijn onderwijs. Met name op het gebied van ‘species distribution modelling’. Zo probeert Groen bijvoorbeeld aan de hand van modellen te voorspellen waar bepaalde ziekte-overbrengende insecten voorkomen. Zo’n toepassing spreekt tot de verbeelding van velen. Maar eigenlijk is het vooral het betere statistiek-werk. Dat kan saai zijn, daarom heb je de aansprekende voorbeelden nodig. Statistiek is volgens Groen namelijk niet veel anders dan een hamer. Een weinig tot de verbeelding sprekend gereedschap, dat je pas waardeert als je ziet wat je ermee kunt maken – in de juiste handen natuurlijk.

Overigens is Groen van mening dat onderwijs binnen universiteiten lang een ondergeschoven kindje is geweest. Niets dan respect voor collega-wetenschappers die prestigieuze beurzen binnenslepen, maar als het aan Groen ligt mogen de scheefgegroeide verhoudingen wat meer in balans getrokken worden. Hij snapt het aan de ene kant wel, onderzoek blijkt goed te kwantificeren in harde metrics. Goed onderwijs laat zich echter minder goed meten. Hoe goed mensen het na hun studie doen en wat voor impact ze hebben op de wereld, die alumni-succesverhalen lees je vaak pas jaren later.

Maar het is precies dát waar Groen zijn passie voor onderwijs vandaan haalt: mensen opleiden die de wereld een beetje beter en mooier maken. Daar komt voor hem veel plichtsbesef bij kijken.  Studenten nemen de moeite om van heinde en verre hiernaartoe te komen en leggen hun toekomst in jouw handen. Dan heb je als docent de plicht om mensen te laten groeien, zodat ze na hun afstuderen een positieve stempel kunnen drukken op de wereld.

Dat dit niet altijd te meten valt, neemt hij graag op de koop toe.

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.