Afgelopen week, woensdagmorgen om precies te zijn, deed ik wat inmiddels een kleine oktobertraditie is geworden: live meekijken met de bekendmaking van de Nobelprijs voor de Scheikunde. Een paar minuten houdt de wereld even de adem in: wie wint de prijs? Welk stukje wetenschap komt in de schijnwerpers te staan?
Dit jaar ging de prijs naar Susumu Kitagawa, Richard Robson en Omar Yaghi voor hun baanbrekende werk aan Metal Organic Frameworks, beter bekend als MOFs. Je kunt een MOF vergelijken met een hotel met vele kamers. Aan de buitenkant oogt het hotel klein en knus,maar eenmaal binnen ontvouwt zich een enorm doolhof van kamers, gangen en verborgen ruimten. MOFs zijn net zo: ‘klein van buiten, groot van binnen’. Ze ontstaan door metalen knooppunten te verbinden met organische schakels, waardoor ze zichzelf assembleren tot geometrische structuren met een gigantisch inwendig oppervlak.
In de jaren tachtig ontdekte Robson, werkend met kopernitriet, dat zulke kristallijne raamwerken holtes bevatten. In de jaren negentig liet Kitagawa zien hoe deze structuren gassen konden adsorberen. En Yaghi wist de raamwerken te stabiliseren, waarmee hij de deur opende naar talloze toepassingen: CO₂-afvang, waterzuivering en zelfs het winnen van drinkwater uit de woestijnlucht.
Wat mij intrigeert, is hoe dit verhaal lijkt op wat we dagelijks meemaken aan de Universiteit Twente. Van buiten lijken we misschien een relatief kleine universiteit. Maar van binnen zijn er ontelbare ‘kamers’: onderzoeksgroepen, labs, studieverenigingen, samenwerkingen. Wie het TechMed Centre binnenloopt, een cleanroom in het Nanolab, of zelfs het grasveldje naast de Meander waar studenten regelmatig een potje rugby spelen ontdekt nieuwe werelden. UT is, net als een MOF, klein van buiten, groot van binnen.
Hier geldt ook: de manier waarop we verbindingen maken is cruciaal. In MOFs botsen metalen en organische bouwstenen niet zomaar willekeurig op elkaar; ze assembleren doelgericht, met structuur en ontwerp. Willen we als universiteit echt functioneren als een levend MOF, dan moeten we even zorgvuldig nadenken over hoe we disciplines, mensen en ideeën verbinden. Niet elke verbinding is even waardevol; sommige zorgen voor kracht, andere maken juist kwetsbaar.
Daarom de prikkelende vraag: benutten we ons ‘inwendige oppervlak’ aan de UT wel echt? Of blijven we soms hangen bij de buitenkant, zonder de verborgen kamers te betreden waar de echte reacties plaatsvinden? We hebben het vaak over interdisciplinariteit, maar ontwerpen we onze samenwerking wel met dezelfde precisie als een Yaghi-raamwerk?
Ik stel me voor hoe mooi het zou zijn om de Nobeluitreiking eens samen met studenten te bekijken. Niet alleen om te zien wie er wint, maar om te oefenen in het leggen van verbanden: hoe raakt deze doorbraak aan duurzaamheid, aan ons onderwijs, aan de projecten die hier in Twente lopen? Welke ‘kamers’ in onze universiteit kunnen daardoor tot leven komen?
Want misschien is dat wel de echte Nobel-les: ontdekking gaat niet alleen om genialiteit, maar ook om structuur, de moed om dingen op nieuwe manieren te verbinden, en het geduld om patronen te laten ontstaan. MOFs laten zien dat wat klein lijkt, enorme capaciteit kan verbergen. Onze taak, als ingenieurs, docenten en studenten, is om die kamers binnen te gaan, de deuren te openen, en die capaciteit in te zetten voor de samenleving.
Dus als volgend jaar oktober de Nobelprijs weer wordt aangekondigd, hoop ik dat we met een groepje samenkomen in een collegezaal of café, en onszelf die eenvoudige, maar uitdagende vraag stellen: Welke kamers binnen de UT kunnen we vandaag openen?