Kritische journalistiek in hoger onderwijs heeft zijn wortels in jaren ’60

Alle universiteiten, en enkele hogescholen, hebben een eigen journalistiek platform. Dat is een erfenis van de jaren zestig, vertelt de Utrechtse hoofdredacteur Ries Agterberg in aanloop naar een congres over de geschiedenis hiervan.

Hij trok zelf aan de bel bij de organisatoren, vertelt Ries Agterberg, hoofdredacteur van de Utrechtse universitaire nieuwswebsite DUB. Vrijdag is hij een van de sprekers op een congres rond de geschiedenis van de universiteitsbladen. Agterberg is ook voorzitter van de kring van hoofdredacteuren van hogeronderwijsmedia.

Want hij had de titel van het congres gezien: Van luis in de pels tot corporate glossy? En daar had Agterberg om twee redenen moeite mee. ‘Het wekt de suggestie dat een glossy geen kritische verhalen kan schrijven’, legt hij uit. ‘Bovendien zijn deze bladen de glossy allang voorbij.’

Aanstaande vrijdag vindt in Groningen dit congres van het Belgisch-Nederlands Genootschap voor Wetenschaps- en Universiteitsgeschiedenis plaats, met bijdragen over de Groningse, Leidse, Delftse, Leuvense en Rotterdamse universiteitsbladen. Agterberg zal er spreken over de veranderende functie van de universiteitsbladen in het algemeen.

Wortels

Volgens Agterberg hebben de meeste bladen hun wortels in de jaren zestig, toen studenten in opstand kwamen en voor de democratisering van de universiteiten streden. De Nederlandse universiteiten werden vanaf 1970 bestuurd volgens een soort ‘gemeenteraadmodel’, waarbij de raden van studenten en medewerkers medebeslissingsrecht hadden.

‘Dat was essentieel voor de universiteitsbladen’, zegt Agterberg, ‘want bij zo’n systeem hoort ook onafhankelijke berichtgeving. Wie is het met wie eens, welke conflicten spelen er? Vaak beschreven de artikelen meer het politieke spel dan het onderwerp waar het over ging en hoe dat studenten en medewerkers zou raken.’

De nadruk op universitaire politiek lag voor de hand, want het bestuur was afhankelijk van de raden, die overal over meebeslisten. Dat werd anders onder het bewind van onderwijsminister Jo Ritzen, vertelt Agterberg, die eind jaren negentig de ‘modernisering universitaire bestuursorganisatie’ (MUB) doorvoerde.

Daar waren ook wel redenen voor, zegt Agterberg. ‘De minister kon de bestuurders eigenlijk nergens op aanspreken, want ze hadden niet zoveel macht. In Leiden hebben buitenuniversitaire leden van de raad – want die waren er ook – er eens voor gezorgd dat het bestuur weg moest. Dat had te maken met frauduleus gedoe bij de nieuwbouw van de medische faculteit. Dat conflict is volgens mij een van de aanleidingen geweest om de MUB in te voeren.’

Reputatie

Het werd allemaal ondoorzichtiger. In het overleg met de decanen nam het bestuur de belangrijkste beslissingen, maar daar was niemand bij. Bovendien gingen bestuurders meer waarde hechten aan de reputatie van hun instelling en kwamen kritische bladen onder druk te staan. De redacties moesten op zoek naar een nieuwe rol.

Het botste weleens. In Tilburg, waar Agterberg ook heeft gewerkt, schreef de redactie een artikel over de slechte score van de universiteit in de Keuzegids. Het blad werd uit de bakken gehaald, zodat bezoekers van een open dag het niet konden lezen. ‘Het was de tijd van slogans, profilering en concurrentie met andere instellingen’, zegt Agterberg,

Het dwong bladen om zich onmisbaar te maken in de gemeenschap van studenten en medewerkers, zegt Agterberg. Ze gingen meer over thema’s schrijven die studenten en medewerkers direct raakten (zoals de invoering van het bachelor-masterstelsel) dan over geharrewar in de raden. Dat is ook de tijd dat sommige bladen op glossy’s gingen lijken, met glimmende omslagen en meer life style.

Onafhankelijk

Toch bleven de meeste bladen kritisch en onafhankelijk. Er waren weleens conflicten met bestuurders, maar die tastten de positie van de bladen uiteindelijk niet aan. Universiteiten kunnen goede sier maken met een kritisch blad, terwijl ze felle kritiek krijgen als ze het willen opheffen. Agterberg: ‘Het is ook profilering als je zegt: bij ons zijn de discussies vrij en open.’

Hogescholen hadden die traditie niet zo sterk, voegt Agterberg eraan toe. ‘De meeste van de hbo-bladen begonnen in die latere periode, en dan mis je die basis van de jaren zestig en zeventig, waar de universiteitsbladen van geprofiteerd hebben. Daarom zijn er in het hbo maar enkele onafhankelijke redacties.’

Inmiddels zitten de bladen weer in een nieuwe fase: de digitalisering. Allemaal zetten ze hun artikelen online en de meeste hebben hun papieren editie vaarwel gezegd. DUB was in 2010 de eerste die dat deed, of die daartoe gedwongen werd. Het heeft ook met financiering te maken.

Digitalisering heeft voor- en nadelen. Enerzijds hadden de papieren edities binnen de eigen instelling een groot bereik, want ze lagen overal. Nu moeten lezers speciaal naar de website komen. Anderzijds kunnen artikelen nu online ongekend hoge aantallen lezers trekken, ook van buiten de instelling. Agterberg: ‘Een artikel van jaren geleden over studententaal trekt elke maand nog steeds de meeste lezers.’

De hogeronderwijsmedia hebben zo’n sterke traditie, dat ze niet snel zullen verdwijnen. De afdelingen communicatie hebben volgens Agterberg ook wel begrepen waarom ze nuttig zijn. ‘Bij voorlichters is de vraag: wat willen wij vertellen? Bij journalisten is de vraag: wat is voor studenten en medewerkers interessant om te weten? Dat is nu eenmaal niet altijd hetzelfde.’

Onderzoeksjournalistiek

Agterberg wijst op de trend van onderzoeksjournalistiek in het hoger onderwijs. Sommige bladen zoeken pijnlijke kwesties tot de bodem uit, zoals in Delft gebeurde met de samenwerking tussen de universiteit en onderzoekers die verbonden waren aan het Chinese leger.

Ook schrijven de bladen over hete hangijzers aan de instellingen, zoals inclusie en ‘woke’. ‘Het is goed om de ontwikkelingen op de voet te volgen’, zegt Agterberg. ‘Als onafhankelijke journalisten moet je daarbij een stem geven aan de mensen die zich hier sterk voor maken, maar ook oog hebben voor degenen die er heel kritisch op zijn.’

In deze tijd moeten de bladen ook zichzelf moeilijke vragen stellen, voegt hij eraan toe. ‘Op welke manier breng je het nieuws? Hoe ga je om met desinformatie? Wanneer luister je naar kritiek en wanneer vaar je je eigen koers? Zo blijven we in ontwikkeling.’


Het Najaarscongres van Gewina vindt plaats op vrijdag 25 november 2022 in het Academiegebouw Groningen.

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.