Van integriteitsklacht tot storm in een glas water

| Rense Kuipers

Een UT-hoogleraar diende in september 2021 een klacht in over mogelijke schending van wetenschappelijke integriteit door een voormalig collega, die hoofdredacteur zou zijn van een ‘neptijdschrift’. Hoewel de klacht ongegrond werd verklaard, boog zelfs het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (LOWI) zich over de zaak.

Photo by: eric brinkhorst
UT-hoogleraren in cortège

De voormalig UT-collega – die geen directe collega was van de hoogleraar – bleek hoofdredacteur te zijn van een zogeheten ‘predatory journal’, een roof- (of nep-)tijdschrift dat wordt gezien als een vorm van academische oplichting. Publiceren in zulke tijdschriften gebeurt vaak tegen forse betaling, ze hanteren geen peer-review en hebben een extreem lage impactfactor. De tijdschriften proberen te profiteren van de academische rat race en richten zich op wetenschappers die zwichten onder de publicatiedruk.

Reputatieschade

Een hoofdredacteurschap bij zo’n predatory journal gaat in tegen ‘norm 52’ van de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit. Dat was immers de klacht van de hoogleraar, richting de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van de UT: ‘Richt geen wetenschappelijk tijdschrift op dat op publicaties niet de vereiste kwaliteitscontroles toepast en verleen geen medewerking aan zo’n tijdschrift.’ De hoogleraar vreesde daarmee dat de oud-collega (eerder universitair hoofddocent) de reputatie van de UT kon schaden.

De integriteitscommissie van de UT boog zich over de kwestie en kwam in juni 2022 tot een advies om de klacht ongegrond te verklaren. Het college van bestuur nam dat advies vijf dagen later over. Degene tegen wie de klacht was ingediend was er naar eigen zeggen niet van bewust hoofdredacteur te zijn – tot het moment dat hij lucht kreeg van de klacht – en had ‘niets met de uitgeverij of het tijdschrift te maken’. De uitgeverij gaf ook direct gehoor gegeven aan zijn verzoek om zijn naam te verwijderen. De integriteitscommissie zag geen reden om te twijfelen aan dat standpunt en het college van bestuur nam dat advies over.

Feitenonderzoek

Case closed, zou je zeggen. Toch nam de hoogleraar die de klacht indiende daar geen genoegen mee. Hij legde meerdere vragen voor bij het LOWI. De hoogleraar vond dat het feitenonderzoek in de zaak niet diepgravend genoeg was en vroeg zich af of de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van de UT wel voldoende capaciteit heeft om inkomende klachten te behandelen. Volgens de hoogleraar stond zijn oud-collega al ongeveer zes jaar als redacteur van het rooftijdschrift vermeld en was diegene ook bewust van zijn eigen rol. Dat bleek namelijk uit mailcontact dat de hoogleraar had met een oud-redacteur van het tijdschrift.

Het LOWI vindt echter dat de integriteitscommissie ‘voldoende feitenonderzoek’ heeft gedaan, om meerdere redenen: andere internetbronnen zijn nagetrokken en de uitgeverij paste de informatie over het hoofdredacteurschap meteen aan. Volgens het LOWI trekt de hoogleraar ‘vooral de intenties en het handelen van het tijdschrift in twijfel en niet het standpunt van zijn oud-collega’. Het LOWI adviseert nu om de klacht definitief ongegrond te verklaren.

De zaak krijgt mogelijk nog een vervolg. De integriteitscommissie van de UT adviseerde gaandeweg het proces het college van bestuur om na te gaan of het ‘instrumenten kan ontwikkelen om predatory journals op te sporen die zich ten onrechte affiliëren met (wetenschappers van) de universiteit’. Als het college van bestuur daarin meegaat, is het goed mogelijk dat er een zoektocht begint naar UT’ers  die– al dan niet per ongeluk – verbonden zijn aan een rooftijdschrift.


Bovenstaande reconstructie werd gemaakt op basis van een onlangs gepubliceerd advies van het  LOWI.

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.