De megaplannen van MESA+

| Rense Kuipers

Een uitgebreid managementteam, tientallen miljoenen euro’s uit het Nationaal Groeifonds en grootse toekomstplannen. Wetenschappelijk directeur Guus Rijnders en zakelijk directeur Timo Meinders van MESA+ over de plannen van het nano-onderzoeksinstituut: ‘Ik durf te stellen dat we op termijn een heel andere universiteit gaan worden.’

Photo by: eric brinkhorst

Allereerst het nieuws: een verlenging en een uitbreiding van het managementteam. Vanwaar deze beslissingen?

Rijnders: ‘Zowel Albert (van den Berg, red.) als ik verlengen met twee jaar. Geen gebruikelijke termijnlengte, dat klopt. Maar als Albert opnieuw vier jaar door zou gaan, zit hij over zijn pensionering heen. En ik had er voor mijn start als wetenschappelijk directeur in 2018 al een interimperiode van twee jaar op zitten. De reden dat we allebei doorgaan, is dat er belangrijke dossiers lopen waarvan MESA+ penvoerder is – dat is ook de reden dat we Timo als zakelijk directeur toegevoegden aan ons managementteam, naast Pieter Telleman. We willen MESA+ zo neerzetten dat het een bestendig en robuust instituut is, zowel binnen als buiten de UT. Als je nu een wisseling van de wacht zou doen, zou dat geen goede zaak zijn. Laat ik het zo zeggen: ons werk is nog niet af.’

Wat loopt er zoal?

Meinders: ‘Naast grote landelijke consortia, is het grootste dossier het vorig jaar gehonoreerde voorstel voor het Nationaal Groeifonds, QuantumDeltaNL. In totaal gaat het om 615 miljoen euro, waarvan 150 miljoen euro rechtstreeks naar NanolabNL met de UT/MESA+ als penvoerder gaat, verdeeld over de komende zeven jaar. En ook dit jaar doen we mee in meerdere omvangrijke en kansrijke Groeifondsvoorstellen. We schuiven als instituut nog meer op richting maatschappelijke en economische impact, daar is het Groeifonds ook voor bedoeld. Nanotechnologie is een sleuteltechnologie voor fundamenteel en toegepast onderzoek– en dat doen we nog steeds – maar uiteindelijk wil je toe naar translationeel onderzoek, valorisatie en een hoger Technology Readiness Level; daar waar die sleuteltechnologie terechtkomt in een productieomgeving en uiteindelijk de samenleving.’

Links: Guus Rijnders, rechts: Timo Meinders. Uit het beeldarchief van U-Today.

Hoe moet die financiering daaraan bijdragen?

Meinders: ‘Dat komt vooral neer op het investeren in het totale ecosysteem. Er zijn best veel bedrijven die naast onderzoek en ontwikkeling op relatief kleine schaal produceren. De volgende stap is opschalen naar grotere productieomgevingen. Maar dat lukt een bedrijf niet zomaar. Om de schaalgrootte aan te geven: in het NanoLab staat voor meer dan 100 miljoen euro aan apparatuur, onlangs konden we een apparaat ter waarde van zo’n 7 miljoen euro aanschaffen. Zelfs grotere bedrijven zijn zwaar afhankelijk van zulke gedeelde faciliteiten. Die willen we state-of-the-art houden.’

Rijnders: ‘Zo’n Groeifonds is een middel om de gezamenlijke infrastructuur en het ecosysteem te verbeteren en intensiveren. We hebben niet zozeer een groeiambitie qua personeel, wel ambities om mensen te organiseren en te bedienen op zo’n manier dat de financiering op een juiste en efficiënte manier zoveel mogelijk impact heeft, niet alleen in het NanoLab, maar bijvoorbeeld ook in de High Tech Factory.’

'Ontluikende technologieën komen en gaan, maar de basis blijft altijd bestaan'

Lijdt het fundamenteel onderzoek niet onder deze ambities?

Rijnders: ‘We hebben best veel technologieën in huis die worden gedefinieerd als zogeheten sleuteltechnologie, of zoals we dat in het Engels benoemen: de key enabling technologies. Denk aan onder meer fotonica en quantumtechnologie.’

Meinders: ‘En voeg daar nog eens andere sleuteltechnologieën aan toe, zoals organ-on-a-chip en lab-on-a-chip.’

Rijnders: ‘Nano is in die zin een key key enabling technology. Het begint met de bouwstenen uit de nanotechnologie: materialen maken met nieuwe eigenschappen. Die basis begint vanuit fundamenteel onderzoek en is minstens zo belangrijk als de maatschappelijke impact. Die ontluikende technologieën komen en gaan, maar de basis blijft altijd bestaan. Je hebt allebei nodig, een soort hybride aanpak. We zijn nog steeds erg trots als een wetenschapper publiceert in Science of Nature. Het is al helemaal mooi dat zo’n publicatie voortkomt vanuit hetzelfde apparaat waar een spin-off als LioniX mee produceert. Naar dit soort win-winsituaties zoek je uiteindelijk.’

Heeft het geholpen dat MESA+ zo’n vier jaar geleden verder ging als ‘instituut nieuwe stijl’?

Rijnders: ‘Daar ben ik van overtuigd. Qua zichtbaarheid is er altijd ruimte voor verbetering, zowel binnen als buiten de UT. En de afgelopen tien jaar stonden de investeringen in de infrastructuur onder druk. Maar deze financiering komt ook niet zomaar uit de lucht vallen. Dat kan alleen als je genoeg focus en goede mensen hebt en dat allemaal voldoende georganiseerd naar buiten brengt. Daarom helpt het ook dat we binnen het instituut nu verschillende expertisecentra hebben, zoals QUANT, BRAINS en Organ-on-Chip Centre Twente. Die centra versplinteren niet, ze brengen juist focus aan.’

'We zien dat de verhoudingen tussen fundamenteel en translationeel onderzoek aan het veranderen is. Wij veranderen als instituut mee door onze rol in die ontwikkeling te pakken'

Meinders: ‘Zo zie je een mooie wisselwerking ontstaan. In die centra zitten wetenschappers uit verschillende faculteiten, die crossdisciplinair samenwerken. Naast de samenwerking met faculteiten, werken we ook goed samen met Strategic Business Development. En daarnaast hebben we een fantastisch programmabureau, dat ons in staat stelt om alle initiatieven goed te ondersteunen. En vergeet ook de aantrekkingskracht van het NanoLab niet, in combinatie met het bedrijfsleven in deze regio dat zich richt op nanotechnologie.’

Wat moet er de komende jaren gebeuren?

Meinders: ‘Dat zit in het aanpakken van de grote maatschappelijke uitdagingen. Juist dankzij het ecosysteem dat we hier hebben, kunnen we in co-creatie met de buitenwereld veel betekenen op dat gebied. Ik denk dat we meer en meer gaan zien dat onderzoekers en bedrijven naast elkaar gaan werken.’

Rijnders: ‘Zoiets heeft bijvoorbeeld ook weer gevolgen voor Life Long Learning: hoe intensiever de samenwerking met het bedrijfsleven, hoe groter de vraag is voor het bijscholen van personeel. Ik durf te stellen dat we op termijn een heel andere universiteit gaan worden. We zien dat de verhoudingen tussen fundamenteel en translationeel onderzoek aan het veranderen is. Wij veranderen als instituut mee door onze rol in die ontwikkeling te pakken. En terwijl we impact willen maken, willen we het fundamentele niet verliezen. Het ecosysteem dat we de afgelopen jaren hebben opgebouwd, moeten we verder bestendigen en uitbouwen. Daar ligt de grote uitdaging.’

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.