PhD-student, depressief?

Misschien is het een andere cultuur, misschien een problematische werkomgeving, misschien is het te veel focussen op je onderzoek. Als PhD-student kun je snel met dit soort problemen in aanraking komen. Je loopt zelfs risico op een klinische depressie. Dat overkwam twee PhD-studenten, die hun verhaal vertellen. Instanties op de UT – zoals promovendinetwerk P-NUT – willen hulp bieden. Hoe kun je jezelf helpen?


'Ik mis de human touch'

Als je al je ziel en zaligheid in één ding stopt – vier jaar lang – moet je als promovendus sterk in je schoenen staan, zeker als het tegenzit. Maar wat als je juist op datgene onderuit wordt getrapt door iemand die een steun in de rug moet zijn? Het leidde zelfs tot een depressie bij een PhD-studente, die openhartig haar verhaal vertelt.

Ze kwam ruim een jaar geleden uit het buitenland, om aan de UT promotieonderzoek te gaan doen. De eerste paar maanden leek er niet zo veel aan de hand, behalve dat ze worstelde met het leren van de taal. Daarna ging het snel mis, in de relatie met haar begeleider. ‘Bij onze wekelijkse bijeenkomsten werd hij steeds onbeschofter, intimiderend zelfs. Soms leek het alsof hij zich niet kon beheersen. In en om de meetings voelde ik me bang, maar ik wist niet hoe ik daarmee om moest gaan.’

‘Misschien is het wel een cultureel iets’, probeert ze te rationaliseren. ‘Waar ik vandaan kom kennen we niet die hiërarchische structuur, dat klassenverschil. Dat was ook niet zo toen ik mijn master volgde, ergens anders in Europa. Het was voor mij – zeker in het begin – een heel vreemde werkomgeving.’

Het werd al snel een vicieuze cirkel voor haar. Met tegenzin werkte ze aan haar proefschrift. Met nog meer tegenzin zag ze de periodieke meetings tegemoet. ‘Ik kwam verdrietig en gefrustreerd thuis. Ja, op een gegeven moment voelde ik me wel echt depressief. Ik wilde niets meer met de academische staf te maken hebben, ik wilde stoppen.’

Uiteindelijk was het genoeg. Het was tijd om aan de bel te trekken bij haar promotor. ‘Ik weet niet of het goed of fout was wat ik deed, maar het heeft uiteindelijk wel geleid tot een gesprek. Mijn begeleider behandelt me sindsdien anders. Ik ben ook blij dat ik voor mezelf ben opgekomen, ik heb meer zelfvertrouwen.’

Nu, ongeveer een jaar later, gaat het beter met haar. Haar familie en de vrienden die ze maakte op de universiteit hielpen haar het meest door de periode. Het heeft haar ook perspectief gegeven. ‘Er zullen vast andere gevallen zijn, van PhD’s die het te veel wordt, maar ik hoop dat ze het niet mee gaan maken. Leven is veel meer dan je onderzoek. Om maar met één onderwerp bezig te zijn, dat kan zó veel energie uit je halen. Vind ook je plezier in andere dingen. Ik ben iemand die vindt dat je eigen welzijn voorgaat. Ik heb nog minimaal tweeënhalf jaar te gaan tot ik mijn proefschrift moet verdedigen, maar ik hoef het niet koste wat kost af te maken. Ik wil het met liefde kunnen doen. Deze universiteit heeft het over High Tech, Human Touch. Dat moet ook terug te vinden zijn in de mensen. Ik mis die human touch.’


‘Was dit het waard? Nee.’

Het beruchte zwarte gat. Vooral topsporters lijken erin te vallen na hun ‘pensioen’, maar in de academische wereld is het fenomeen ook niet vreemd. Zeker niet voor Alireza Rohani, nu postdoc. Hij viel na de verdediging van zijn proefschrift in dat zwarte gat, maar wist er gelukkig weer uit te klimmen. Sterker nog, hij merkt aan alles om hem heen dat hij niet de enige is.

Vertel, hoe was het voor jou, zowel tijdens als na je promotieonderzoek?

‘Eigenlijk ging mijn onderzoek best vloeiend, dat heb ik ook goed weten af te ronden. De problemen ontstonden daarna. Ik realiseerde pas achteraf de fout die ik maakte. Ik sloot me af – zeker in het begin, focuste me volledig op mijn onderzoek. Achteraf voelde ik me leeg, alsof ik geen identiteit meer had. Die had ik juist volledig in mijn onderzoek gestopt.’

Hoe voelde je je toen?

‘Ik sliep heel veel, wilde niets doen aan m’n postdoconderzoek, dronk bijvoorbeeld ook meer alcohol. Uiteindelijk ben ik op de UT naar de huisarts gegaan, die bijna direct zei dat ik een klinische depressie had en me doorverwees naar een psycholoog. Op de UT kon ik pas twee maanden later terecht, dus ik heb buitenaf hulp gezocht bij een psycholoog. Dat hielp me uiteindelijk wel, maar tegelijkertijd hoorde ik – en hoor ik nog steeds – geluiden van PhD’s die met hetzelfde kampen.’

Waar zit het ‘m in?

‘Iedere situatie is uniek, maar ik begin wel veel gelijkenissen te zien. Bijvoorbeeld bij topsporters, maar misschien is het schrijnende voorbeeld Jeremy Clarkson, voormalig presentator van tv-programma Top Gear. Nadat zijn show voor hem wegviel, leek hij zich precies hetzelfde te voelen als ik na mijn promotieonderzoek.’

Je bent nu weer vrolijk, wat heb je gedaan?

‘Voor mij hielp het eerst om gas terug te nemen en daarna te investeren in mijn eigen identiteit. Ik ben gaan bloggen, dus schrijven hoort nu bij mijn identiteit. Ik heb me aangemeld voor Toastmasters en sprak op het TEDx-evenement dit jaar; public speaking hoort nu bij mijn identiteit. Ik heb verschillende sporten geprobeerd, waaronder paardrijden en zweefvliegen. Ik heb zelfs de Spaanse taal geleerd. Mijn identiteit bestaat nu uit veel meer facetten dan alleen mijn onderzoek.’

Wat zou je willen meegeven?

‘Was dit onderzoek vijf jaar lang uitvoeren het waard voor mij als persoon? Nu zou ik zeggen van niet. Het helpt denk ik vooral voor de buitenlandse PhD’s dat ze op tijd weten wat voor faciliteiten de UT biedt om te helpen. De eerste twee jaar dat ik hier was, wist ik dat ook nog niet. En mocht je hulp nodig hebben, praat erover. Je bent absoluut niet de enige. Maar misschien wel het belangrijkst: veel PhD’s denken dat hun leven – en hun onderzoek – een bestemming is. Dat is het niet, het is een reis. Geniet ervan!’


Een oplossing vinden

Daphne Ketelaar is psycholoog bij UT-arbodienst Human Capital Care en ziet op haar spreekuur regelmatig PhD’s met spanningsklachten. ‘Ik probeer uit te zoeken wat de oorzaak is en help bij het vinden van een oplossing.’

Het is nogal wat als je als PhD aan de slag gaat met je allereerste baan op duizenden kilometers afstand van je huis. En dan ook nog in een baan die weinig structuur biedt, in een land met een andere cultuur. ‘Dit zijn specifieke kwetsbaarheden voor PhD’s afkomstig uit het buitenland’, vertelt Ketelaar. ‘Nederlandse PhD’s trekken sneller aan de bel, omdat ze beter de weg weten in het medische circuit, maar ook omdat ze gewend zijn om eerder over hun problemen te praten. Buitenlandse PhD’s hebben eerder het gevoel dan ‘door de mand te vallen’ en lossen liever zelf eerst de problemen op. Dat is echt een cultuurkwestie.’

Als psycholoog begrijpt ze daarom als geen ander dat de groep van buitenlandse PhD’s gevoelig is voor spanningsklachten als oververmoeidheid, slecht slapen, hyperventileren en hartkloppingen. ‘De klachten kunnen zeer uiteenlopend zijn en ook resulteren in een burn-out of een depressie. Zeker als er al langere tijd roofbouw is gepleegd op je lichaam. Dan leidt dat ook nog eens tot verminderd zelfvertrouwen.’ Ketelaar: ‘Als er echt sprake is van een klinische depressie, verwijzen wij door naar meer langdurige behandeling.’

PhD’s die bij Ketelaar aankloppen zijn soms doorverwezen door Minke Klomp, studentendecaan op de UT en betrokken bij Twente Graduate School (TGS). Maar gebruikelijk loopt de verwijzing via de bedrijfsarts. ‘Vanuit de UT wordt een serie van 9 gesprekken vergoed’, vertelt de psycholoog. ‘Vaak zien we dat een paar gesprekken al snel voldoende zijn om iemand weer op weg te krijgen. Het helpt al enorm als je erover praat. Dan breek je vaak al iets open en biedt dat gelijk ook nieuwe inzichten.’

In de gesprekken is voor Ketelaar vooral van belang om uit te zoeken wat heeft geleid tot de spanningsklachten. ‘En vervolgens het patroon erachter te doorbreken. Het kan bijvoorbeeld helpen om een gesprek aan te gaan met je supervisor.

PhD’s hoeven in ieder geval niet bang te zijn dat hun supervisor op de hoogte wordt gesteld, want volgens Ketelaar hebben zowel de psycholoog als een bedrijfsarts geheimhoudingsplicht. ‘Als jij niet wilt dat jouw supervisor iets weet, dan gebeurt dat ook niet’, aldus Ketelaar.


Blijf in balans!

Je herkent vast de dagen dat je achter je bureau zit, veel doet, maar geen vooruitgang boekt? Doen alsof je erg druk bent, maar als je terugkijkt op je dag, heb je veel tijd besteed op het internet, zoekraken in literatuur, bedenken wat je volgende stap is, daar niet zeker van zijn, daar weer verlamd door voelen, veel koffie drinken, praten met collega’s. Dus je hebt het idee dat je langer achter je bureau moet zitten om echt iets gedaan te krijgen.

Als je thuiskomt voel je je onvoldaan, omdat je niet de vooruitgang hebt geboekt die je wilde. Dus je besluit – na snel een pizza eten omdat je geen energie hebt om te gaan koken – verder te werken. Maar natuurlijk werkt dat niet echt. Je valt moeilijk in slaap. De volgende dag: dezelfde routine. Je voelt je niet bepaald gelukkig.

Je maakt heel wat uren iedere week, maar boekt niet de vooruitgang die je zou moeten maken voor de uren die je in je onderzoek steekt. Je voelt je schuldig, ongelukkig. Uitstel wordt een steeds groter issue; je wordt bang voor de gesprekken met je begeleiders, omdat je niet echt iets hebt om te laten zien. En je durft ze niet te zeggen wat er daadwerkelijk speelt. Je vermijdt de mensen die vragen hoe je onderzoek vordert.

Klinkt bekend in de oren? Dan ben je een van de PhD-studenten die daadwerkelijk overwerkt. Je bent uit balans: er gaat meer energie uit dan er binnenkomt. Je moet je balans onder ogen zien om te kunnen veranderen.

Wat kun je doen? Deze tips zullen je helpen:

  • Monitor je tijd; laten we voor drie weken zeggen. Hoe besteed jij je tijd daadwerkelijk? Met inzicht daarin kun je veranderen.
  • Zorg dat je naar buiten gaat om te wandelen, als het mogelijk is iedere dag; het helpt je ontspannen, je haalt een frisse neus en je ziet nieuwe perspectieven.
  • Praat met andere mensen over wat er gaande is, je zult merken dat je niet de enige bent die worstelt met zijn onderzoek en je kunt elkaar helpen.
  • Maak je werkweek niet langer dan 36 tot 40 uur. Je hebt de andere uren nodig om nieuwe energie te krijgen en jezelf weer in balans te krijgen: door met vrienden af te spreken, te sporten, ontspannen, een (niet werk-gerelateerd!) boek te lezen, een lekkere maaltijd te koken. Eigenlijk alles om je hoofd leeg te maken. Hoe fitter je bent, hoe meer je kunt doen!
  • Zorg dat je minimaal één keer in de week iets leuks doen.

Het is mogelijk om iets te veranderen.

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.