‘Mijn rol? Het CvB stimuleren’

| Redactie

Zijn benoeming liet even op zich wachten, want eerst was er nog een ‘behoorlijk serieus gesprek’ met staatssecretaris Halbe Zijlstra. Daarna volgde het groene licht: Kees van der Graaf (60), oud-topman bij Uniliever, is per 1 mei benoemd tot voorzitter van de raad van toezicht van de UT en volgt daarmee Heino van Essen op. Wat Van der Graaf extra interessant maakt is dat hij geen onbekende is aan de UT. Van 1968 tot 1974 studeerde hij er technische bedrijfskunde.

Maaike Platvoet

Een interview regelen met Kees van der Graaf is geen enkel probleem. Maar dan wel graag bij hem thuis, in zijn prachtige villa in Wassenaar. Thuis draagt hij namelijk de zorg over zijn 32-jarige zoon, die de progressieve spierziekte FSHD (facio scapulo humerale spierdystrofie) heeft. Het is een van de meest voorkomende spierziekten ter wereld, zo’n 1 op de 14.000 mensen lijdt er aan. Het gesprek komt regelmatig terug op de ziekte en blijkt ook een cruciale rol te hebben gespeeld in de carrière van Van der Graaf.

Hoe was dat, op gesprek bij de staatssecretaris?

Na alle affaires in het hoger onderwijs, waaronder die met de diplomafraude bij InHolland, wil de staatssecretaris alle mensen die hij benoemt eerst persoonlijk ontmoeten. Vandaar dat gesprek dus. En het was een behoorlijk serieus gesprek, in bijzijn van de Directeur-Generaal. Zijlstra wilde vooral mijn motivatie horen.’

Bent u gevraagd voor deze functie?

Dat klopt. Ik kende Erik van Amerongen [oud-collegevoorzitter UT, red.] en die vond mij al eerder de ‘ideale kandidaat’ voor deze functie, gezien mijn bestuurservaringen en het feit dat ik alumnus ben. Het voorzitterschap van een raad van toezicht ontbrak inderdaad nog aan mijn palet van activiteiten. Wat dat betreft is dit een mooie aanvulling.’

En u kende de UT al

Ik wilde ook niet zomaar aan een universiteit dit voorzitterschap aangaan. Het moest of Leiden zijn, vanwege de wetenschappelijke contacten die ik daar heb door het onderzoek naar spierziektes, of de UT omdat ik daar zelf heb gestudeerd. Het werd dus het laatste. De afgelopen vijftien jaar heb ik op de campus gastcolleges gegeven voor het vak international management van Erik Joost de Bruijn en natuurlijk heb ik nog vele contacten die voortvloeien uit mijn eigen studententijd.’

Wat voor contacten zijn dat?

Ik woonde in huize Patatras en met die oud-bewoners heb ik een enorme band. We vormen een hechte club, hebben ook ooit het huis gekocht en in een stichting ondergebracht om het voortbestaan te bewaken. Ik begeleid nu een oud-student uit Huize Patratas die bezig is met zijn start-up. Natuurlijk trek ik het meest op met mijn eigen generatie. Namen? Gert Tjerkstra, Alexander Mc Kay, Flip Detiger, Peter Wils, Ludo Ham, Gé Nijhuis en Niek Wijnands. Zo gaan we jaarlijks een weekend zeilen, hebben we een golfgezelschap, gaan we weekendjes weg naar het buitenland en hebben we zelfs een eetclub. Die eetclub is puur voor de mannen. Eens per jaar worden de echtgenotes uitgenodigd.’

Hoe komt het dat jullie generatie zo hecht is?

We hebben ontzettend veel met elkaar meegemaakt. De gemeenschappelijke noemer was toch wel de sport en dan vooral zeilen en golfen. Samen hebben we ook veel opgebouwd, we zaten in die tijd nog in een echte pioniersfase. Zo weet ik nog dat we de Ebenhäezer kochten in Groningen. Dat was echt een wrak, maar dat hebben we helemaal zelf opgeknapt. Later, toen mensen gingen trouwen, was er altijd wel iemand ceremoniemeester. Dat schept een band.’

Lijkt de UT nog een beetje op de universiteit waar u ooit afstudeerde?

Het fysieke aspect vind ik nog steeds herkenbaar, de Bastille bepaalt nog het beeld. Een tijd terug liep ik door het lege Langezijds, dat vond ik toen wel triest. Gaat dit wel de goede kant op, dacht ik toen. Aan een huis zie je of iets netjes verzorgd wordt of niet. Nu heb ik dat gevoel niet meer. De nieuwbouw is voltooid, de campus bruist echt weer.’

Wat zijn de grootste verschillen tussen toen en nu?

Natuurlijk zijn er nu veel meer studierichtingen, vooral aan de alfakant. Ook viel de aanwezigheid van veel Duitse studenten me op. Jammer vind ik dat het woord ‘ondernemend’ is weggevallen. Ik vond dat altijd wel een mooie kreet, alsof de UT met twee voeten in de werkelijkheid stond. De wetenschap werd er door toepasbaar gemaakt. Grappig vind ik dat de kamer van de collegevoorzitter er nog steeds hetzelfde uitziet na al die jaren. Dat prachtige uitzicht en de moderne inrichting, zo herinner ik het ook precies toen ik in 1969 op het matje werd geroepen door professor Vlugter. Hij liet me weten dat als mijn cijfers niet verbeterden, ik de UT moest verlaten. Dat liet ik natuurlijk niet gebeuren, dus vóór de zomer had ik alle achterstand weggewerkt.’

De UT kent nu roeriger tijden…

In zulke gevallen probeer ik altijd van een afstandje naar de kwestie te kijken. Allereerst moet je bepalen waar je goed in bent en wat je rol is. Maar je moet ook kijken naar wat je functie is. Is die regionaal bepaald? Is er een rolverdeling tussen de drie TU’s? En waarin wil je je onderscheiden? Bij Unilever was dat ook een belangrijk issue. Ook daar moest het bedrijf zich onderscheiden op de markt, dan volgde de rest vanzelf.’

Waarin moet de UT zich onderscheiden?

Ik ken nog niet alle ins en outs, maar mij sprekende nanowetenschappen wel aan, net zoals het biomedische onderzoek en het ict-onderzoek. Ik denk dat er in Twente veel dingen gebeuren waarin wordt geëxcelleerd. En daar horen de maatschappijwetenschappen ook bij. Juist die combinatie maakt Twente zo uniek.’

Waarop moet dan worden bespaard?

In ieder geval moet zo worden bespaard dat het de hoge kwaliteit van onderwijs en onderzoek niet aantast. Bij Unilever leerde ik dat er altijd kan worden bespaard op zaken die om de kern heen zijn gegroeid, maar niet noodzakelijk zijn. Ook verbaast het me dat hoogleraren zo veel tijd kwijt zijn aan het schrijven van onderzoeksvoorstellen. Tijd die eigenlijk zou moeten worden besteed aan onderzoek. Volgens mij kan dit allemaal veel sneller en pragmatischer. Maar het belangrijkste is telkens te kijken of het onderzoek bij de strategie past.’

Als toezichthouder bepaalt u dat toch niet?

Nee, ik zit natuurlijk niet op de stoel van de collegevoorzitter. Mijn rol is om het college van bestuur te stimuleren en ze de juiste vragen te stellen op zo’n manier dat ze scherp in de gaten worden gehouden. Ook moet ik er voor zorgen dat de corporte governanceop orde is, dat de cijfers kloppen zeg maar.’

Hoe werkt dat in de praktijk?

Door beschikbaar te zijn voor de collegevoorzitter. Ik fungeer als een soort klankbord, kan een stukje dialoog op gang brengen. Daarbij put ik uit mijn ervaringen in eerdere functies als toezichthouder: hoe deden we het daar? Ik zal me bovendien nog veel moeten inlezen en beschikbaar moeten zijn bij bepaalde issues. In de praktijk ben ik een aantal keren per jaar aanwezig bij vergaderingen van het universitair management en bij de universiteitsraad. Daarnaast staat al een kennismakingsrondje langs de decanen en de wetenschappelijke directeuren gepland.’

Zo’n universiteit is natuurlijk heel anders dan een bedrijf als Unilever?

Ook bij Unilever had ik als bestuurder te maken met vakbonden en een ondernemingsraad. Wat vooral anders is, is de urgentie. Bij een bedrijf moet je soms snel knopen doorhakken. Wat je mij in ieder geval niet hoort zeggen is dat je de UT net zo moet runnen als een bedrijf. Dat zou wel heel zwart/wit zijn. Maar hier en daar mag het best wat zakelijker. De vraag is hoe je de voordelen van zo’n kleine universiteit kunt combineren met de complexiteit van het niet meer zo klein zijn.’

Waarom bent u eigenlijk vertrokken als topbestuurder bij Unilever?

Dat verhaal staat in mijn boek Defining moments. What every leader should know about balancing life, dat vorige week is verschenen. Kort gezegd komt er op neer dat ik op een punt in mijn carrière kwam waarop ik me realiseerde dat ik te weinig tijd voor mijn gezin had en voor mijn zieke zoon. De balans was weg. Na een gesprek met mijn baas bij Unilever heb ik toen na anderhalf jaar ‘uitwerken’ afscheid genomen.

Voor wie is uw boek interessant?

Voor een breed publiek. Bovenal voor managers die grote organisatie leiden. Ik doe vooral aan hen een oproep om op een andere manier met de mensen binnen een bedrijf om te gaan. Sleutelwoorden daarbij zijn: meer commitment, wederzijds vertrouwen en teamwork. Het gaat er om dat je zulke omstandigheden weet te creëren dat mensen met plezier naar hun werk gaan. Ik vertel in het boek mijn verhaal, maar zijn er ook interviews met CEO’s van internationale bedrijven. En de opbrengst gaat naar de stichting FSHD.’

Is het boek een aanrader voor het UT-bestuurders?

Lacht: ‘Dat zou kunnen.’


Kees van de Graaf (op de motorkap) met zijn studievrienden en huisgenoten van Huize Patatras. Met veel van hen is hij nog steeds goed bevriend.

Curriculum vitae

Kees van der Graaf studeerde van 1968 tot 1974 werktuigbouwkunde en bedrijfskunde aan de UT. In 1976 trad Van der Graaf in dienst bij Unilever als product group manager voor Calvé-De Betuwe. In 1981 werd hij management development manager voor Unilever Nederland. Na een verhuizing naar het Verenigd Koninkrijk in 1983 om de functie van general marketing manager voor Wall’s Meat te vervullen, werd hij in 1986 benoemd tot marketing- en verkoopdirecteur van Frigo in Spanje.
In 1990 keerde Van der Graaf terug naar het hoofdkantoor van Unilever in Rotterdam om Foods Member Oost-Azië Pacific te worden. Daarna had hij verschillende topfuncties binnen het bedrijf, waaronder voorzitter van Lipton Sais in Zwitserland en in 1995 volgde zijn benoeming tot senior vice-president IJs. Van 2004 tot 2008 was hij president van Unilever Europa, waarna hij met vervroegd pensioen ging. Tegenwoordig is hij mededirecteur van de businesschool IMD Global CEO Center in het Zwitserse Lausanne. Ook is hij commissaris bij onder andere de ANWB, Carlsberg, Ben& Jerry's, MyLaps, GrandVision en 3M Holdings.

Kees van der Graaf is gehuwd en heeft drie kinderen.


Wat doet de raad van toezicht?

De raad van toezicht, de naam zegt het al, is een door de minister benoemd orgaan dat toeziet op de daden van het college van bestuur. De raad vergadert acht tot tien keer per jaar. In die sessies praten de leden met elkaar over lopende zaken, waarna het CvB zijn opwachting maakt. Daarnaast dient de RvT het college van bestuur van advies en denkt met ze mee. Er zijn twee commissies die als vooruitgeschoven posten binnen de UT hun werk doen: de een op het gebied van financiën, de ander werkzaam in de renumeratie. Deze club scant de strategie van de organisatie

De overige leden van de RvT zijn: Eelco de Boer (bedrijfseconoom), Ellen de Brabander (vice-president R&D van Merial), Wim van Velzen (voormalig Europarlementariër en oud-bestuurder Rathenau Instituut) en Janka Stoker (bijzonder hoogleraar leiderschap en organisatieverandering en senior managing consultant bij Berenschot).

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.