Zin in deze nieuwe ronde?
`Jazeker, al heeft het feit dat Geerten Schrama zijn voorzitterskandidatuur om gezondheidsredenen heeft moeten intrekken, ook mij overvallen. Ik vind medezeggenschap, dus invloed van personeel en studenten op het bestuur van de universiteit, heel belangrijk. Hoewel sommige bestuurders doen voorkomen dat ze de waarheid in pacht hebben, valt op hun voorstellen vaak heel wat aan te merken. En een actieve raad kan zelf ook belangrijke onderwerpen agenderen. Als voorzitter kan ik een stevige bijdrage leveren aan het uitoefenen van invloed. Binnen de raad zelf gaan we overigens, op verzoek van UReka, de voor- en nadelen van een (niet gekozen) externe voorzitter op een rijtje zetten. We nemen daarover in de loop van het jaar een besluit. Verder hoop ik dat ik er met de partijen in slaag om veel kandidaten te interesseren voor verschillende lijsten voor personeel en studenten.'
Wat beloven dit jaar de belangrijkste onderwerpen van de universiteitsraad te worden?
`De belangrijkste operatie is ongetwijfeld de vermindering van het aantal leerstoelen waarvoor in de toekomst onderzoeksbekostiging beschikbaar blijft. Die keuzes moeten vooral binnen de technische faculteiten worden gemaakt. Belangrijke vraag daarbij is: slagen decanen en wetenschappelijk directeuren er in, te komen tot leerstoelplannen van faculteiten waarin zowel onderzoek- als onderwijsbelangen evenwichtig zijn gewaarborgd? Als men daar niet in slaagt, moeten we wat mij betreft de hele kanteling heroverwegen. Want in de afgelopen jaren leek het wel of de wetenschappelijk directeuren er voor het instellen van leerstoelen zijn en de decanen voor het opheffen daarvan. De faculteitsraden hebben in dat besluitvormingsproces overigens de belangrijkste controlerende rol. Maar ook de universiteitsraad kan het proces beïnvloeden, onder meer door een andere inzet van stimuleringsmiddelen voor te stellen. Ook de personele gevolgen van deze reorganisaties hebben mijn warme belangstelling: zowel financieel als sociaal dient de UT te kiezen voor optimaal gebruik van natuurlijk verloop gedurende langere tijd. Het inzetten van dure non-activiteitsregelingen, zoals het uitbundige gebruik van SUT-B en pre-FPU in het verleden, moet tot een absoluut minimum worden beperkt, hoe graag managers daar ook op terug willen grijpen.'
Internationalisering werd veelvuldig genoemd in de openingsredes. Wat gaat daar dit jaar van terecht komen, denk je?
`Wat de internationalisering betreft maakt dit college een valse start: door de hoge collegegelden zakt de internationale instroom van niet EU-studenten behoorlijk in. En dat terwijl het Rijk deze studenten gewoon bekostigt tot in ieder geval 2008. Maar verder ben ik, met UReka en CC, voorstander van goede mogelijkheden en faciliteiten voor internationale uitwisselingen. De opleidingen moeten streven naar een hoger percentage buitenlandse stages, we moeten beurzen aan goede buitenlandse studenten bieden. En voor bijvoorbeeld promovendi moet buitenlands congresbezoek en/of enige maanden werken in een buitenlandse onderzoekgroep als vanzelfsprekende onderdelen in hun begeleidingsplannen worden opgenomen. Maar de internationalisering als absolute topprioriteit is overdreven en trendy: vorige week bleek dat 95 procent van de eerstejaars technische studenten de wiskunde ingangstoets onvoldoende hebben gemaakt: een deltaplan voor wiskundige vaardigheden lijkt me voor Nederland-kennisland een nog hogere prioriteit te hebben dan internationalisering.'
Betekent de komst van Anne Flierman als voorzitter van het CvB meer aandacht voor een krachtiger personeelsbeleid?
`Ik ben ook zeer benieuwd hoe hij zijn presentatie als HRM-deskundige gaat waarmaken.'
Wat verwacht je van het nieuwe college van bestuur het komend jaar?
`Ten eerste hoop ik dat de goede sfeer die mijn voorganger Geerten Schrama in de omgang tussen college en raad heeft gecreëerd, kan worden voortgezet. Goede bestuurders beseffen dat zij, door open te communiceren en tijdig de discussie aan te gaan, in de raad een bondgenoot kunnen vinden voor het creëren van draagvlak. Dat voorkomt cynisme op de werkvloer, onverschilligheid in de collegezalen en obstructie bij de uitvoering van het beleid. Ten tweede verwacht ik dat dit college zich meer richt op echte inhoudelijke veranderingen, deze in een verstandig tempo doorvoert en voor het overige vooral de ruimte en rust biedt voor de bloei van goed onderwijs en onderzoek.'
Dick Meijer