Vraagtekens bij invloed leerkracht op pc-attitude

| Redactie

Meisjes maken minder gebruik van computers dan jongens, hebben er minder interesse voor en zelfs minder zelfvertrouwen in. De vraag welke rol het basisonderwijs kan spelen om het informatieonderwijs aantrekkelijker te maken voor meisjes, vormde de kern van het promotieonderzoek van Martina Meelissen, werkzaam bij de faculteit Gedragswetenschappen. De titel van haar proefschrift, waarmee ze op 26 mei promoveerde, luidt: `ICT, meer voor Wim dan voor Jet?'


Of ze zelf handig is met computers? Meelissen lacht. `Met de toepassingen kan ik aardig overweg, maar als het ding crasht bel ik de systeembeheerder. Wel net zo gemakkelijk.' Haar eerste computerervaringen op de middelbare school herinnert ze zich nog goed. `Een klassiek voorbeeld', noemt ze het. `We hadden twee computers in een bezemkast. En daar mochten alleen de uitblinkers in exacte vakken gebruik maken. Ik dus niet. En wat deden die leerlingen op de computer? Liedjes schrijven.'

Door zowel beleidsmakers als onderzoekers wordt het onderwijs beschouwd als een belangrijk instrument om de aantrekkingskracht en gebruiksmogelijkheden van ICT onder meisjes te vergroten, te beginnen in het basisonderwijs. Daardoor zouden vrouwen later beter vertegenwoordigd kunnen zijn in informaticaberoepen, denken zij. `De vraag is echter of scholen en leerkrachten wel in staat zijn om de houding van meisjes ten opzichte van ICT te beïnvloeden. Op basis van conclusies in mijn proefschrift zet ik daar vraagtekens bij.'

Kwantitatief

Meelissen studeerde maatschappijgeschiedenis aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam, met als vrije afstudeerrichting sociaal wetenschappelijk onderzoek en vrouwenstudies. Vanaf 1993 was ze als medewerker onderzoek werkzaam bij het toenmalige Onderwijskundig Centrum voor Toegepaste Onderzoek (OCTO) op de UT, waar ze aan verschillende projecten deelnam. In 1997 startte de ICT-monitor, een grootscheeps dataverzamelingsproject naar de implementatie van ICT in het onderwijs. Meelissen: `En uit dit project vloeit mijn promotie voort. De onderzoeksvragen zijn beantwoord aan de hand van secundaire analyses op de ICT-monitor 1998/1999', vertelt Meelissen. `Dat wil ik graag benadrukken, omdat met name onder gedragswetenschappers grootschalige surveys regelmatig met argusogen bekeken worden. Hier ligt een kleinschaliger onderzoek toch meer voor de hand, vindt men. Mijn promotie bewijst dat ook puur op basis van kwantitatieve gegevens interessant onderzoek verricht kan worden. Overigens geldt dat ook voor de promotie van mijn collega Marjolein Drent' (zie kadertje).

Terug naar de verschillen in computerattitude tussen jongens en meisjes op de basisschool. `Is dat erg? Dat is een vraag die je daarbij kunt stellen', zegt Meelissen. `Uiteindelijk blijkt dat jongens maar twee uur per week meer dan meisjes achter de computer kruipen. En wat is eigenlijk de norm?' Uit haar onderzoek blijkt dat zowel jongens als meisjes in groep 7 overwegend positief staan tegenover computers; jongens zijn alleen nóg positiever. `Meisjes vinden het bijvoorbeeld aanmerkelijk minder leuk dan jongens om met vriendjes en vriendinnetjes over computers te praten, maar waarderen de computerlessen bijna net zo positief als de mannelijke leeftijdgenoten.'

Ouders

Meelissen ontdekte dat de invloed van de sociale omgeving als belangrijkste verklaring aangedragen keelissen ontdekte dat de invloed van de sociale omgeving als belangrijkste verklaring aangedragen kn s over computers te pratenan worden voor sekseverschillen in computerattitude en gebruik. Vooral ouders spelen een belangrijke rol. `Goed voorbeeld doet immers volgen', aldus Meelissen. `En het positieve effect van aanmoediging door ouders is voor meiden sterker dan voor jongens.'

Twee factoren hebben een klein effect. `Meiden in een klassikale lesomgeving hebben een iets positievere computerattitude dan die in een rijk gedifferentieerde lesomgeving, waarbij meer de nadruk ligt op de interesses en behoeften van individuele leerlingen. Ten tweede blijkt dat een vrouwelijke leerkracht met veel computerervaring ook een klein positief effect teweeg brengt.'

Beperkt

Omdat het slechts gaat om hele kleine effecten, trekt Meelissen de conclusie dat de computerattitude van meisjes amper door het onderwijs te beïnvloeden is. `Het is in ieder geval duidelijk dat de invloed van school zeer beperkt is.' Een andere conclusie: `Feit is dat er een klein verschil bestaat tussen jongens en meisjes als het om computers gaat. Maar daarbij moet je niet denken in termen van achterstand. Want hoe ernstig is dat kleine verschil nou? In ieder geval niet zó erg dat het bepalend zal zijn voor het keuzegedrag later, een beroep in de ICT-sector dus. Een vervolgonderzoek, in de vorm van casestudies, behoort tot mijn aanbevelingen. Wat gebeurt er nou werkelijk in zo'n klas? Klopt de rolmodeltheorie? Er liggen nog genoeg interessante onderzoeksvragen.'

Meelissen heeft haar pijlen alweer ergens anders op gericht. Ze is verantwoordelijk voor het Nederlandse aandeel in Trends in International Mathematics and Science Study (TIMSS-2007), een internationaal vergelijkend onderzoek naar prestaties van leerlingen in rekenen en natuurwetenschappelijke vakken. Meelissen richt zich daarbij op de sekseverschillen in rekenprestaties en houding.

Promoveren op één dag, samen feest

Marjolein Drent promoveerde ook 26 mei, net als Martina Meelissen. Het onderzoek van Drent vloeit ook voort uit de ICT-monitor 1998/1999. De titel van haar proefschrift: `In transitie: op weg naar innovatief ICT-gebruik op de PABO'. Het tweetal, collega's en vriendinnen, begon gelijktijdig aan een promotiestudie en besloot deze ook gelijktijdig af te ronden. Dat leidde tot één receptie en één feest.

Martine Meelissen. Foto: Arjan Reef
Martine Meelissen. Foto: Arjan Reef

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.