Vooral over het loopbaanbeleid, een serie maatregelen om de vergrijzing van universitair personeel tegen te gaan en jonge wetenschappers voor de universiteiten te behouden, kraakten de sociale partners onlangs nog harde noten.
De bonden wilden in januari op centraal niveau afspraken maken over de besteding van de zogenoemde 'Van Rijn-gelden', die het werken in de publieke sector aantrekkelijker moeten maken, maar de VSNU liet dat liever aan de veertien individuele leden over. Werknemers schortten daarop alle overleg met de universiteiten ruim twee maanden op.
Uiteindelijk kwam het tot een compromis: de besteding van de veertig miljoen euro wordt weliswaar op lokaal niveau bepaald, maar de bonden mogen het beleid op centraal met de VSNU evalueren.
Volgens de VSNU kunnen dergelijke conflicten zich blijven voordoen. Over de vraag welke onderwerpen centraal of decentraal geregeld moeten worden lopen de opvattingen uiteen, schrijft de werkgeversorganisatie in haar nota van inzet.
Op de overige punten lijkt zwaar weer niet waarschijnlijk. De universiteiten verklaarden zich in maart al bereid te praten over een eindejaarsuitkering die tot een dertiende maand kan uitgroeien. Ze schrijven te streven naar 'een arbeidsmarktconcurrerende inkomensontwikkeling', die dan waarschijnlijk niet ver van de eis van vier procent zal liggen.
