De Groningse psycholoog en filosoof Douwe Draaisma raakt met zijn bestseller Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt, een gevoelige snaar. Zijn essays over het 'autobiografische geheugen' brengen de wetenschap naar het grote publiek. Hoe doet Draaisma dat?
'Het brengt me enigszins in verwarring', zegt Douwe Draaisma (48) met een wat zorgelijke gezichtsuitdrukking voor een succesauteur. Dit had hij niet verwacht. Staat erbij en kijkt er naar - zo ongeveer. Zijn bundeling essays over het autobiografische geheugen, verkoopt als warme worst.
Na vier maanden staat de teller op twintigduizend. Draaisma: 'Dit boek ging de eerste drie weken vaker over de toonbank dan mijn vijf eerdere titels tezamen. Daar reken je niet op. Blijkbaar heb ik iets losgemaakt.' Thuis in Groningen ligt een klapper vol met lezerspost. Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt is, zogezegd, een hit.
Hitgevoeligheid is aan weinigen voorbehouden, maar komt pas echt zelden voor onder wetenschappers. De wetenschapper aast niet op bijval van het grote publiek. Voor het toegankelijk, behapbaar en aantrekkelijk maken van zijn werk heeft hij niet doorgeleerd.
Hoe zelden ook blijkt wetenschap wetenswaardig voor de leek. Het specialistische werk in studeerkamers en laboratoria speelt zich maar al te vaak af op een vierkante centimeter ver verwijderd van ons dagelijks bestaan. Leve het vakblad. 'Een paar van de stukken in het boek hebben in vakbladen gestaan', vertelt Draaisma. 'De wat kortere zijn in eerste instantie geschreven als columns. Bespeur jij grote stijlverschillen? Ik geloof dat ik altijd op deze manier geschreven heb.'
Die stijl is helder, beeldend en persoonlijk. Draaisma vangt abstracties in tastbare metaforen, vermijdt jargon. 'Als ik schrijf dat later geleerd materiaal de reproductie is van eerder geleerd materiaal, dan denken vakgenoten gegarandeerd: O, hij bedoelt retroactieve inhibitie.'
Waar mogelijk illustreert Draaisma zijn betoog met voorbeelden uit zijn eigen leven, of liever nog: uit het collectieve geheugen. Als hij ergens schrijft dat de mens nooit achterwaarts herinnert, haalt hij zijn herinnering op aan Maradonna's tweede doelpunt tegen Engeland op het WK van 1986. Aangename lectuur.
Draaisma, die in Groningen grondslagen en geschiedenis van de psychologie doceert, is met andere woorden een van de spaarzamegeleerden die in klare taal een groot gehoor bereikt. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat zijn soort vaak de wind van het vakgebied in de rug heeft. Stephen Hawking die over het heelal schrijft, Oliver Sacks over gekte in ons hoofd, Stephen Jay Gould over dinosaurirs. Dat wil wel.
Douwe Draaisma heeft het grootzeil gehesen. De stukken in zijn boek gaan over psychologie die de gewone sterveling bezighoudt en fascineert: de herinnering aan het eigen leven. Hoe het zit met onze eerste herinneringen bijvoorbeeld; hoe het komt dat in bedreigende situaties het leven als een film aan ons voorbij trekt; waar het déjà vu-effect vandaan komt; over waarom het leven sneller gaat als we ouder worden. Wie lust daar geen pap van?
De psycholoog is zich bewust van het appeal. 'Ik probeer in dit boek antwoorden te geven op zaken die ik mezelf altijd heb afgevraagd. Blijkbaar is dat een goed criterium.' Hij denkt even na. We zitten in het gastenrestaurant van de Bastille. Deze week sprak Draaisma voor Studium Generale over de 19de eeuwse psycholoog William James.
Dan: 'Het brein spreekt tot de verbeelding. Het ligt daar in het donker, niet groter dan twee gebalde vuisten. Toch bevat dat klompje grijze massa het complete geheugen van een mens. Het is een wonder waaraan je gewend bent geraakt. Maar sta er eens bij stil: is het kunnen hebben van ervaringen uit het verleden, niet net zo wonderbaarlijk als kijken in de toekomst?'
'Een aantal stukken', vervolgt hij, 'heeft bovendien een sterk nostalgische inslag. Er gaat iets weemoedigs van uit. Ik had dit boek niet kunnen schrijven als ik de veertig nog niet gepasseerd zou zijn, ik beschrijf ervaringen die bij een gevorderde leeftijd horen.'
'Neem het hoofdstuk over geuren en de herinneringen die ze op kunnen roepen. Tijdens een lezing in Groningen begon een mevrouw over de bietencampagne, die elk jaar in september plaatsvindt. De geur ervan voert haar telkens weer terug naar de hongerwinter, toen er thuis suikerbieten op het vuur stonden te pruttelen. Dat zijn emotionele ervaringen. Mensen lezen er graag over.'
Toch wil Draaisma Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt niet populair-wetenschappelijk noemen. 'Ik ken wel vier betekenissen van 'populair', aan de meeste kleeft iets negatiefs. Je denkt er al snel 'boekje' achteraan. Ik zie het toch liever als een wetenschappelijk verantwoord werk. Dat die stukken aangenaam zijn opgeschreven moet een aanbeveling zijn, niet een verdachtmaking. Dat blijkt ook wel uit de positieve reacties die ik van vakgenoten ontvang.'
'Over wetenschappers die leesbaar schrijven hoor je wel eens zeggen dat ze niets anders zouden kunnen. Onzin. De schrijvende wetenschappers die ik bewonder zijn stuk voor stuk uitmuntende vaklieden: Gould, Sacks, een neuroloog als Steven Rose.'
Dat ook Draaisma een pen kan vasthouden, moet al vroeg zijn opgevallen. Niet zomaar nodigde Piet Vroon, toen al een gearriveerd psycholoog, hem uit om samen een boek te schrijven - nota bene op basis van zijn afstudeerscriptie. De samenwerking resulteerde in De mens als metafoor (1980), een boek dat gaat over de metaforen die in de loop der eeuwen gehanteerd zijn om de mens en zijn gedrag te beschrijven.
Draaisma over zijn befaamde co-auteur: 'Vroon was een van de eersten in Nederland die niet-klinische psychologie onder de aandacht van een breder publiek bracht. Een klinisch psycholoog als René Diekstra schrijft therapeutischer. 'Dokter, ik heb een psychische probleem. Hoe kom ik er af?'
Toch beschouwt Draaisma Vroon niet als zijn grote voorbeeld. 'Zijn eerste boek, Bewustzijn, hersenen en gedrag, las ik bij verschijnen in 1974 als student. Dat maakte indruk. Meer nog dan z'n bekendste titel, De tranen van de krokodil, later deed. Vroon heeft ook warrige boeken geschreven, maar beoordeeld naar zijn hoogtepunten was hij een belangrijk auteur.'
Het leven na het boek is dat van lezingen, interviews en signeersessies. 'Het was even wennen', glimlacht Draaisma. 'In het begin kwam ik aanzetten met sheets vol grafieken en tabellen, maar daar komen de mensen niet voor. Ze willen een verhaal horen.'
Dat is hem wel toevertrouwd. Niet alleen stoffeert hij zijn essays met verhalen en anekdotes uit de geschiedenis van de psychologie - een deel van zijn vakgebied - Draaisma kiest daarnaast met gelukkige hand illustratiemateriaal uit de literatuur.
De onvermijdelijke Proust en zijn madeleinekoekje duiken op als het gaat over geur en herinnering. Maar ook Vladimir Nabokov, Gerrit Krol, Nicolaas Matsier, Thomas Mann, Ernst Jünger, Kees van Kooten en Charles Dickens roept Draaisma aan om karakteristieke fenomenen te beschrijven.
Zo typeert Gerrit Krol foto's als de 'tentstokken van de herinnering'. 'Inderdaad', stemt Draaisma in, 'foto's zijn niet de herinneringen zelf, maar helpen je wel herinneringen op te spannen en overeind te houden. Soms kun je je afvragen wat je je eigenlijk herinnert: de foto of de gebeurtenis.'
Mooier dan Krol kan hij het zelf niet formuleren, zegt Draaisma. 'De wereldliteratuur hangt aan elkaar van reflectie op het herinneren zelf. Ik ga er graag te rade als het gaat om subtiele beschrijvingen van de verschijnselen die ik onderzoek.'
Hij zoekt naar een voorbeeld. 'Iets van eigen bodem. Kees van Kooten vertelt in Veertig hoe hij in de Franse Alpen tijdens een afdaling van z'n racefiets valt. Die complete val ervaart hij als een déjà vu. De beschrijving daarvan vind ik treffend en gedetailleerd.'
'De grap is dat Van Kooten tijdens de val - althans dat schrijft hij - gerust gesteld wordt door dat déjà vu: "Ik heb dit al eens meegemaakt, dus ik overleef het."' Draaisma lacht. 'Onzin natuurlijk, maar wel illustratief voor de heftigheid van zo'n déjà vu.'
Hoewel het succes hem 'in verwarring' heeft gebracht, denkt Draaisma stiekem aan een vervolg. 'Een soort tegenhanger van dit boek. Het lijkt me aardig om te schrijven over het vergeten. Daar valt minstens zo veel over te zeggen. Maar dat is toekomstmuziek. Voor mijn gevoel ligt Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt pas net in de boekhandel.'
Zelfs de scholen zijn gekrompen
'De straten van je jeugd zijn kleiner dan in je herinnering. Terug in je oude buurt loop je die eindeloos lange straat van vroeger in en bent in een paar stappen de hoek om. Stegen, tuinen, pleinen, parken, ze zijn gekrompen tot misschien de helft van hun oude omvang. Zelfs de scholen zijn gekrompen, het is een wonder dat de onderwijzers, die hun lengte hebben behouden, er nog in passen. Als verklaring is wel geopperd dat straten voor een kind lang zijn omdat het zichzelf als maat neemt. Eenmaal volwassen, twee keer zo lang, zijn de straten gehalveerd. Uitgeteld in de passen van toen zijn ze nog precies even lang. Blijkbaar is je geheugen onderhevig aan een optische illusie op de schaal van een mensenleven.'
Uit: Douwe Draaisma, Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt.