Met deze vraag legde KPS-raadslid Geerten Schrama dinsdagmiddag in de universiteitsraadsvergadering de vinger op de zere plek, nadat zowel scheidend CvB-lid Hugo Barbas, verantwoordelijk voor de financiële portefeuille, en rector Frans van Vught hun - verschillende - analyses hadden gegeven van de financiële en vastgoedproblematiek.
Van Vught reageerde geïrriteerd: 'Het is een persoonlijk verschil van opvatting tussen de persoon Barbas en de persoon Van Vught over de waarschijnlijkheid en snelheid waarmee er geld uit Den Haag te verwachten valt. Is dat nou zo erg?'
Kort daarvoor had Barbas in de universiteitsraad zijn besluit om per 1 april te vertrekken toegelicht. 'De UT zit in een volstrekt onmogelijke financiële situatie,' aldus Barbas. 'Enerzijds hebben we de hete adem van het convenant met de gemeente Enschede in onze nek, waardoor we nu moeten starten met renoveren. Anderzijds is het geld er niet voor de uitvoering van het totale plan. Op de vraag wie ons daarbij kan helpen heeft het college tot nu toe steeds nul op het rekest gekregen.' Van het ministerie zei Barbas eveneens geen hulp te verwachten, althans 'niet op de termijn die de vastgoedgroep in gedachten heeft'.
De planning van de vastgoedgroep gaat uit van een gefaseerde aanpak, waarbij per 1 april de volgende projecten moeten worden gestart om de harde deadline van het convenant met de gemeente (4 november 2008) nog te kunnen halen. Overschrijding van die termijn leidt onherroepelijk tot 'sluiting van gebouwen, en dus van de UT' volgens Van Vught, die zich optimistischer toonde dan Barbas over de kansen op ministerieel vastgoedgeld. Mocht het overleg op 25 maart van CvB en de raad van toezicht met de minister onvoldoende opleveren, dan blijven er volgens de rector nog maar twee opties over: verkopen of verpachten van UT-bezittingen, of - inderdaad - tot in het bot snijden om de investeringen op te kunnen hoesten. 'Dat willen we niet, maar dat is wel een weg. En als het echt nodig is, deins ik er niet voor terug,' aldus VanVught.
Als collegevoorzitter riep Van Vught de raad 'met klem' op om toch in te stemmen met de eerstvolgende fase van het plan, die 1 april in moet gaan om onder meer de eerstejaars van de nieuwe UT-opleidingen in september op te kunnen vangen en het onderwijs en onderzoek van Thermische Werktuigbouwkunde veilig te stellen. Het 'morsen van tijd' zou anders wel eens 'dramatische gevolgen' kunnen hebben volgens Van Vught.
Na de overlegvergadering met het college besloot de universiteitsraad tijdens een intern overleg echter om vooralsnog niet in te stemmen met de volgende fase van de vastgoedinvesteringen. De raad wil maximaal 30 dagen de tijd nemen om de vastgoedsituatie te bespreken met de decentrale raden en externe deskundigen.