Of universiteiten straks 'topmasters' met hoge collegegelden mogen aanbieden, is nog allerminst zeker. Minister Hermans kreeg tijdens de behandeling van zijn wetsvoorstel in de Tweede Kamer felle kritiek te verduren. Diverse universiteiten zijn al bezig met het optuigen van zo'n topopleiding.
Toch ziet het er voor de bewindsman minder somber uit, dan bij het kamerdebat in maart vorig jaar. Toen kreeg een motie van CDA-kamerlid Eurlings tegen de topcollegegelden steun van alle fracties, behalve Hermans' eigen VVD. Dinsdag bleken de PvdA en D66 de deur echter ook op een kiertje te hebben gezet. De twee paarse fracties wilden de ontwikkeling van de topopleidingen 'niet voor de eeuwigheid' onmogelijk maken.
PvdA-kamerlid Mariëtte Hamer had felle kritiek op het omstreden artikel 7.43A van het wetsvoorstel, waarin de zogenoemde collegegelddifferentiatie mogelijk wordt gemaakt. Ze laakte Hermans' 'vage criteria' voor de topmaster, die zich vooralsnog alleen onderscheidt door een tot vijf maal zo hoog collegegeld.
Hamer stelde de minister voor om een zware werkgroep onderzoek te laten doen naar de criteria waaraan een opleiding moet voldoen om de trotse titel 'topmaster' te mogen voeren. Pas als daarover duidelijkheid bestaat, wil Hamer over de financiering nadenken. Camiel Eurlings (CDA) waarschuwde de minister 'de brede toegankelijkheid van bekostigde opleidingen niet te grabbel te gooien.'
Hermans zelf reageert pas donderdag op de kritiek van de Kamer. Dan moet duidelijk worden of Hermans er in slaagt een compromis te sluiten. Hij beschouwt de mogelijkheid tot differentiatie als een van de belangrijkste onderdelen van zijn wetsvoorstel.
