(zie ook rubriek nieuws)
De faculteiten veroorzaakten 4,8 miljoen van het totale tekort. In de begroting was een tekort voorzien van 3,3 miljoen. Het verschil zit hem vooral in de achterblijvende tweede- en derde-geldstroomactiviteiten. Daarnaast konden kostenstijgingen niet volledig worden opgevangen door de bezuinigingstaakstelling.
De onderzoekinstituten behaalden daarentegen een positief resultaat van acht euroton. Daar pakten de derdegeldstroom inkomsten juist hoger uit. Bovendien zorgden langer openstaande vacatures en lagere overheadkosten voor meevallers.
Op centraal niveau bedroeg het tekort 7,5 miljoen, voornamelijk als gevolg van de reorganisatievoorziening en investeringen in onderwijs- en onderzoeksvernieuwing en HRM-beleid.
Het aandeel van tweede- en derdegeldstroom-inkomsten neemt een steeds belangrijker plaats in. Was het aandeel van de tweede- en derdegeldstroom in de totale baten in 2001 23,7%, in 2002 steeg dat percentage tot 24,7%. Bij andere universiteiten bedroeg het gemiddelde van de inkomsten uit deze geldstromen in 2000 slechts 16,7%.