Dat honden het Duits beter verstaan dan andere talen komt doordat de Duitsers in de evolutie dichter bij de hond staan. Dat blijkt ook uit hun gedrag. Op het strand graven ze kuilen. (Doet onze hond ook.) Ze luisteren naar bevelen. En vrouwen die één keer een Duitse man hebben gehad, willen naar het schijnt nooit meer door een andere man worden gebeft. (Dat gaf na de oorlog nog veel tumult.)
Ook in de sport blijkt de honds-Duitse verwantschap. Ooit een hond zien darten? Nee, dat kunnen ze niet. Maar op een grasveld in een meute achter een bal aan rennen, dat kunnen ze als geen ander. Het is geen grootse techniek die ze daar tentoonspreiden, maar ze blijven maar gaan. Eén moment van onoplettendheid is de tegenstander fataal.
Op het voetbalveld komt de wolf in de Duitse hond volledig tot zijn recht. Wolven leven en jagen in roedels, bestaande uit 6 tot 15 dieren, wat goed aansluit bij de omvang van een elftal. Zo'n roedel heeft een onbetwiste aanvoerder (de alpha reu), en een sterke hiërarchie. Grote individuele klasse hebben wolven niet - ze zijn te traag, niet sterk en niet slim genoeg om in hun eentje te overleven. Maar als team zijn ze in de jacht succesvol door een goede samenwerking en door een schier onbegrensd doorzettingsvermogen.
Onderworpenheid aan het systeem, dat is hun kracht. De basis daarvan is een sterke selectie bij de jeugd. Als de welpen 21 dagen na hun geboorte uit hun nest kruipen, worden ze meteen getest door de alpha reu. De welpjes die zich dan niet onderwerpen worden doodgebeten. Types als Kluivert zullen die Mannschaft dus nooit bereiken. Of het moet al zijn in de rol van underdog. Dat is de pispaal. Bij tegenslagen reageren alle wolven hun frustraties op hem af. Dat is goed voor de stabiliteit van de roedel. Maar op het voetbalveld heb je daar natuurlijk een trainer voor.