De prijs mag dan binnen zijn, maar achteroverleunen, ho maar. Marcel Hoogenboom (36) is nog niet helemaal van zijn proefschrift af. Hij promoveerde weliswaar vorig jaar september al aan de Universiteit van Amsterdam, maar werkt nu nog aan een handelseditie. Uitgeverij Boom gaat het werk Standenstrijd en zekerheid. Een geschiedenis van oude orde en sociale zorg in Nederland (1880-1940 uitgeven en de lancering staat gepland voor, jawel, 28 september. Dubbel feest dus. Maar eerst nog even typen. `Voor de handelsuitgave gooi ik er wat bijlagen uit en schrijf ik een andere inleiding.' Hoogenboom zucht eens. Werpt een blik op de eenvoudige syllabusuitgave van zijn werk. `Ik heb zó genoeg van jou!'
De Dirk Jacob Veegensprijs (12.500 euro) is een tweejaarlijkse prijs, ingesteld door de Stichting Fonds voor de Geld-en Effectenhandel en toegekend door de Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen, ter bekroning van oorspronkelijk onderzoek op het gebied van economische, politieke of sociale geschiedenis. `Onder historici zeer bekend,' aldus Hoogenboom die sinds 2000 als universitair docent bij de faculteit BBT werkt en ondertussen zijn promotie bij de UvA afrondde.
Hoogenboom volgde een studie politieke wetenschappen in Leiden en studeerde in 1994 af op een onderzoek naar de verzuiling voor de Tweede Wereldoorlog. `Ik ben het oneens met de heersende verzuilingstheorie. Die zegt dat er ondanks de verschillen binnen de zuilen wel eensgezind werd opgetreden voor democratie en vooruitgang. Dat perspectief is slechts beperkt toepasbaar. In mijn visie geldt het alleen voor na de Tweede Wereldoorlog. Vóór 1940 werden de problemen op gebieden als defensie, handelspolitiek en sociale zekerheid niet opgelost terwijl na 1945 in vijftien jaar een verzorgingsstaat uit de grond is gestampt. Hoe kan het dat dat voor de oorlog niet lukte?'
Oude standen
De student Marcel slaagde er met zijn scriptie maar deels in om een verklaring te vinden. Met die `houtje-touwtje-redenatie' nam hij geen genoegen. Aan de Universiteit van Amsterdam kwam de promovendus Hoogenboom een stuk verder. `Zoals gezegd past de sociale zekerheid niet in de verzuilingstheorie. Hoe kan het dat de sociale zorg zich in Nederland relatief langzaam ontwikkelde en ook nog eens een bijzondere vorm heeft gekregen waarbij veel verschillende organisaties zich ermee bemoeien?' Andere onderzoekers die een antwoord op deze vragen zochten, bleven hangen in wat Hoogenboom de vicieuze cirkel van de verzuiling noemt en kwamen daardoor volgens hem niet tot een bevredigend antwoord. `Ik heb de verzuiling als uitgangspunt losgelaten.'
Hoogenboom ontdekte dat dwars door de zuilen heen nog steeds de oude standen liepen. Waar andere onderzoekers ervan uitgingen dat die standensamenleving rond 1900 wel was weggevaagd, betoogt hij dat dat pas in de jaren dertig van de twintigste eeuw gebeurde. In het voortbestaan van de oude standen vond hij de verklaring voor het trage tempo waarin de sociale zorg zich ontwikkelde. `De adel, de patriciërs en de middenstand hielden de ontwikkeling van de sociale zekerheid tegen. Er bestond in die tijd armenzorg. Dat ging uit van de kerk en van gemeentes, maar de plaatselijke notabelen beslisten over de toekenning van die uitkeringen. Dat had een aantal functies. Enerzijds konden ze op die manier invloed uitoefenen op de arbeiders en ze onder de duim houden. Maar ook had het een liefdadige functie, zij wilden daarmee hun verhevenheid tonen. De hogere standen moeten voor de lagere zorgen was het idee. Bovendien vormde het een middel om de economie te reguleren. De armenzorg kon arbeiders bijvoorbeeld extra geld toekennen om te zorgen dat ze het platteland niet zouden verlaten voordat de oogstperiode begon en ze weer hard nodig waren.'
Mengelmoes
Onwil van de zittende politieke elite hield de ontwikkeling van de sociale zorg dus tegen. Ook de bijzondere vorm die de sociale zekerheid in Nederland heeft, is aan die onwil te danken. `Toen er dan eindelijk sociale wetten gemaakt werden, probeerden de hogere standen de touwtjes in handen te houden', zegt Hoogenboom. `Ze slaagden er in de uitvoering van de eerste wetten naar zich toe te trekken, zoals de Ongevallenwet van 1901. Zo bleef de armenzorg nog even doorgaan. Die betrokkenheid van werkgevers is eigenlijk nooit verdwenen. Vandaar dat ons stelsel van sociale zekerheid op veel verschillende manieren en overwegend niet-statelijk is georganiseerd. Het is een grote mengelmoes van regelingen en uitvoeringsinstanties geworden.'
Gewapend met kennis over de geschiedenis van de sociale zekerheid kijkt Hoogenboom ook naar de toekomst van de verzorgingsstaat. `Ik hoor Balkenende wel eens roepen dat er weer meer verantwoordelijkheid voor elkaar moet komen. Maar de oude structuren zijn vernietigd door de verzorgingsstaat. Er is geen alternatief meer voor sociale zekerheid. Het is de vraag of er nieuwe structuren ontstaan als je de verzorgingsstaat uitholt.'
Hoogenboom heeft nog geen reacties gehad van de aanhangers van de verzuilingstheorie. `Die komen denk ik na 28 september. Er valt vast wel wat af te dingen op mijn onderzoek. Het idee van het voortbestaan van de oude orde is nieuw. Ik kon niet bogen op tientallen publicaties. Ze maken me af!'
Marcel Hoogenboom: …oude standen liepen dwars door de zuilen heen…