Bruinzeel ontdekte dat een bestaande theorie over de levensstrategie van scholeksters niet klopt. Tot nu toe ging men ervan uit dat alle scholeksterechtparen in hun hele leven evenveel jongen grootbrengen, ongeacht de kwaliteit van hun leefgebied. Een gunstig territorium kost extra tijd en energie om te veroveren en te verdedigen, waardoor zij pas later - maar wel succesvoller - kunnen starten met broeden. Op slechtere territoria zouden de - minder strijdbare - scholeksters meer tijd en energie aan hun broedsels kunnen besteden. Bruinzeel toonde echter aan dat alle vogels op dezelfde leeftijd met broeden beginnen. Omdat de kuikens die opgroeien in een goed territorium het inderdaad beter doen, zijn hun ouders wel degelijk succesvoller. Op de slechte plaatsen zitten dus de `sukkels'.
Nog wel overeind staat de theorie dat scholeksters erg verknocht zijn aan hun territoriumplek; zij jaren hebben geïnvesteerd om deze te bemachtigen. Door deze plaatstrouw kunnen ze helaas niet snel inspelen op veranderingen, die in hun leefgebied optreden. Dit'conservatisme' speelt ook een rol bij echtscheidingen, constateerde Bruinzeel. Scholeksterparen blijven meestal hun hele leven - soms wel dertig jaar - bij elkaar. Maar wanneer een van beide toch overloopt naar een ander, blijkt deze echtbreker er meestal beter van te worden, terwijl de in de steek gelaten partner er niet meer in slaagt nakomelingen voort te brengen. (Bron: rug.nl)