Grote namen van vaderlandse dichters rijgen zich aaneen in Gerrit Komrijs standaardwerk `De Nederlandse poëzie van de 19e tot en met de 21e eeuw in tweeduizend en enige gedichten'. Marsman, Achterberg, Couperus, Bloem. En John Heymans, medewerker bij de faculteit Gedragswetenschappen.
Heymans (50), coördinator van UT-stichting Tart (`Technics and Art'), veroverde een plek in de `dertiende, herziene en vermeerderde druk' van `de dikke Komrij', die eind vorige maand verscheen. Met één gedicht weliswaar, maar toch: geen slechte score voor iemand die tot nu toe één bundel met 36 gedichten op zijn naam heeft staan.
Blij? Verrast? Ondersteboven?
`Ach, het is wel aardig. Ik ben er een middagje vrolijk van geweest. Je bent toch een beetje gecanoniseerd. Ik weet dat Komrij in het Poëziehuis in Gent, waar ze alle dichtbundels verzamelen die in het Nederlands taalgebied verschijnen, talloze bundels heeft gelezen en doorgebladerd. Als zo iemand jouw gedicht eruit pikt, betekent dat toch dat hij vindt dat je het vak wel een beetje kent.'
Heymans studeerde aanvankelijk wiskunde aan de UT, werkte een aantal jaren als publicist, voltooide zijn doctoraal wetenschapsfilosofie (WWTS) aan de UT en is sinds 2000 TARt-coördinator bij GW. Dichter wil hij zichzelf niet noemen.
`Ik schrijf echt ontzettend langzaam. Over de 36 gedichten in mijn eerste bundel heb ik tien jaar gedaan. Dat zegt iets over de manier waarop ik werk. De criticus van de Volkskrant
schreef dat hij zelden een bundel had gezien die zó doorgecomponeerd was: vijf series van zes gedichten, allemaal in dezelfde vorm, plus een zesde serie van zes gedichten die teruggrijpen op de voorgaande. Het was een heel geknutsel om dat voor elkaar te krijgen.'
De keuze van Komrij viel op het gedicht `Bijles' uit Heymans' debuutbundel `Vlagvertoon', die eind 2001 verscheen. Het gedicht gaat over de wiskunde, net als de korte cyclus `Argeloze algebra' die Heymans eerder schreef in opdracht van de Enschedese stichting voor leerplanontwikkeling (SLO). `Daarin wilde ik uitleggen hoe de wiskunde in elkaar zit. Het is eigenlijk een klein collegedictaatje algebra, met oog voor de schoonheid van de wiskunde en de poëzie. Het wiskundig denken boeit mij nu eenmaal meer dan gevoelsuitbarstingen. `Bijles' heb ik later aan die algebralessen toegevoegd. Ik heb dat gedicht geschreven voor het afscheid van UT-collega Peter Várdy, die zich veel bezighield met de filosofie van het wiskundig denken.'
Hoewel `Bijles' volgens Heymans zelf gaat over `de grondlagencrisis in de wiskunde', is dat niet het eerste waar de lezer aan denkt bij het tienregelige gedicht dat begint met `Vergeet niet de rivier te gedenken (...)'. Vandaar dat dezelfde verzen ook niet misstaan in de bundel `Traag door oneindig laagland', een bloemlezing van Nederlandse gedichten over rivieren en dijken, waarvoor `Bijles' eind vorig jaar door een andere uitgever werd uitverkoren.
De erkenning groeit. Gaat je productie nu omhoog?
`Absoluut niet. Sinds de verschijning van mijn eerste bundel, twee jaar geleden, heb ik welgeteld drie gedichten geschreven. Dus het gaat minstens tien jaar duren voordat er weer een bundel kaar is.'
Reacties?
Niet veel. Soms hangt er een PS'je aan een mailtje van vrienden of bekenden, met `Je staat er in hè?!'
Schieten de verkoopcijfers van je bundel nu omhoog?
`Geen sprake van. Mijn bundel was net in de ramsj beland bij Broekhuis. Twee weken later verscheen Komrijs bloemlezing. Die verkoopt wel als een tierelier. Maar daar word ik niet rijk van. Ik krijg tien euro zoveel van mijn uitgever, en misschien kom daar nog wat bij, maar daar gaat het niet om. Poëzie verkoopt nu eenmaal heel slecht in Nederland. Ik ben al lang blij dat mijn uitgever zo vriendelijk was om het uit te geven. Zo moet je dat zien. Anders was het een hele kleine bibliofiele uitgave geworden. Of ze waren in een la blijven liggen.'
Menno van Duuren
John Heymans