Flexibiliteit en mobiliteit zijn de sleutelwoorden in de `nota van inzet' van de Vereniging van Universiteiten (VSNU). De nota, die vrijdag 15 december is gepresenteerd, beschrijft de visie op de toekomstige ontwikkeling van de arbeidsvoorwaarden aan de universiteiten. Binnenkort starten hierover de onderhandelingen met de vakbonden. Doel is de totstandkoming van de eerste eigen cao voor de universiteiten. Deze betreft secundaire arbeidsvoorwaarden. Minister Ritzen blijft verantwoordelijk voor de primaire voorwaarden.
Er moet afscheid genomen worden van 'ambtelijke gedetailleerde regelgeving, die nog geënt is op het eenzijdige karakter van de aanstelling en op het creëren van rechtszekerheid voor onbepaalde tijd', schrijft de VSNU. Vergaande versoepeling is noodzakelijk, omdat de maatschappelijke behoefte aan onderwijs en onderzoek voortdurend verandert, maar ook de eisen aan studeerbaarheid en kwaliteit, de financiering van onderwijs en onderzoek en 'de competitie met andere instellingen'.
Volgens de universiteiten moet mobiliteit de hoogste prioriteit krijgen. Het moet mogelijk worden dat een werknemer na een bepaalde periode met een andere functie of taken wordt belast, eventueel buiten de universiteit. Voorts moet meer aandacht worden besteed aan scholing van het personeel. Daarbij mag ook een bijdrage in geld en tijd van de werknemers worden gevraagd, vinden de universiteiten. De flexibiliteit kan worden vergroot door `loopbaanaanstellingen' en globalere functiebeschrijvingen. Daarbij wordt iemand niet meer aangesteld voor een klein specialistisch vakgebied, maar moet hij bereid zijn om in een breed vakgebied te werken.
De werkweek moet veel flexibeler kunnen worden ingedeeld. Volledige werkweken van vier dagen moeten mogelijk worden, net als wisselende werkweken van vier en vijf dagen en min/max- contracten. Ook moet vaker een beroep kunnen worden gedaan op derden als deze meer service of kwaliteit kunnen leveren.
Ook de salarissen gaan op de helling in de VSNU-nota. Het is noodzakelijk 'elementen van starheid en automatisme te elimineren.' De universiteiten willen uitblinkers extra kunnen belonen. Door een hoger salaris te betalen, of door middel van gratificaties en bonussen. Zo kan er beter worden geconcurreerd met het bedrijfsleven.
De vakbonden hebben al laten weten te vrezen voor de gevolgen van vergroting van de mobiliteit en flexibiliteit. Zij willen dat de arbeidsvoorwaarden zoveel mogelijk landelijk worden vastgesteld, om ongewenste concurrentie tussen universiteiten te voorkomen.
De universiteiten willen wel een aantal afspraken landelijk vastleggen, maar vinden juist dat zoveel mogelijk onderwerpen per instelling moeten worden ingevuld. Verwacht wordt dat de onderhandelingen geruimte tijd in beslag zullen nemen.
De eerste universitaire cao zal vooralsnog alleen voor de rijksuniversiteiten gelden. De drie bijzondere universiteiten (in Tilburg, Nijmegen, en de VU in Amsterdam) onderhandelen over een eigen cao. Zij zullen zich op termijn aansluiten bij de rijksuniversiteiten. De universiteiten mogen sinds september vorig jaar zelf hun secundaire arbeidsvoorwaarden regelen met de vakbonden.