Winsemius opende zijn lezing met een korte mijmering over zijn eigen studententijd. Vijfentwintig jaar geleden, zo rond de oprichting van Arago, hield hij zich voor het laatst met natuurkunde bezig, vertelde hij. Aan de Rijksuniversiteit Leiden was hem bijgebracht dat 'een goed natuurkundige alles kan'. 'Men zegt dat deze uitspraak afkomstig is van Kamerlingh Onnes. Ze past geheel in de uitstraling van de natuurkundefaculteit die werd verbonden met bekende namen als Kamerlingh Onnes, Lorentz en Ehrenfest. Het was reuze prettig om met juridische vrienden hierover te praten. Het stoorde hen mateloos.'
De belangrijkste eigenschap van goede wetenschappers en managers is volgens Winsemius intuïtie, waarbij hij aantekende dat hij vroeger ook moeite met dit begrip had. In dit verband verwees hij naar het promotieonderzoek van H.P. de Groot, psycholoog, getiteld 'Het denken van den meester' waarin de denkprocessen van schaakgrootmeesters werden geanalyseerd. Winsemius illustreerde aan de hand van de door De Groot gevolgde onderzoeksweg de overwegingen van een schaker 'van beginneling tot grootmeester'. Alle diepe denkkracht en soms zelfs 'leunen op ellebogen en spastische bewegingen' ten spijt, toonde het onderzoek aan dat de uiteindelijke zet op het schaakbord niet zozeer het gevolg was van het diepgaand denkproces maar meer van louter intuïtie. Zo in de trant van: 'Die zet die lijkt me wel wat.'
Een goede wetenschapper werkt maar aan weinig onderwerpen tegelijk en hij moet volhardend zijn, omdat hij anders niet goed genoeg kan worden op één gebied, aldus Winsemius. 'Wat een goede wetenschapper leert is om tien keer op zijn bek te gaan zodat hij het de elfde keer goed doet', hield Winsemius het publiek voor. Wanneer iets niet werkt moet men een nieuwe oplossing zoeken of een nieuw model ontwikkelen. Dit is het moment waar creativiteit om de hoek komt kijken. Hier kom je Galileï, Einstein en andere grootmachten tegen. 'Wanneer je iets gevonden hebt, geneer je je voor voor de simpliciteit van deze oplossing', aldus Winsemius. Nadrukkelijk stelde hij dat natuurkunde geen kwestie is van 'mazzel', maar van gedegen vakkennis. Naast 'will' is dus ook 'skill' belangrijk. Als laatste aspect noemde Winsemius de 'thrill' : de stimulans die uitgaat van uitdagingen en een enthousiaste omgeving.
Door enige ludieke voorvallen uit het Arago verleden op te halen presenteerde Arago vervolgens het lustrumboek. Het voorwoord is van de hand van de vermaarde professor H. Casimir die Arago van harte gelukwenst met haar jubileum en haar toewenst dat 'ze ook in de toekomst het enthousiasme voor ons mooie en ook maatschappelijk zo belangrijke vak mag blijven bevorderen'.
In het werkstuk staan de wederwaardigheden van de studievereniging op een. Ook ereleden, leden van verdienste en 'faculteitsmonumenten', mensen die lange tijd aan de faculteit TN verbonden zijn, staan in het boek stil bij het vijfde lustrum van hun vereniging. Het lustrumboek sluit af met enige statistieken zoals het sterrenbeeld van de leden, geografische herkomst en politieke voorkeur.