'Mijn werk brengt geen geld binnen, dat moeten de wetenschappers doen'

| Redactie

De TH verliet hij als wetenschappelijk medewerker bij de leerstoel theoretische natuurkunde. Zestien jaar later keerde hij terug als faculteitsdirecteur van TN. In de tussentijd was hij directeur van twee orkesten en van het muziekcentrum Enschede in oprichting. Bindende factor tussen wetenschap en cultuur: het ministerie, met als rode draad: bezuinigingen. De problemen van financiële aard bij zijn faculteit hebben dr. Peter van de Braak echter onaangenaam verrast.

Toen Van de Braak vanuit het Limburgse land naar de UT afreisde was hij uiteraard op de hoogte van de door het ministerie aangekondigde bezuinigingen. Maar van de ambitieuze ombuigingsplannen binnen de universiteit én de financiële malaise binnen TN weet hij pas sinds zijn benoeming per 1 mei. 'Ja, dat had ik liever anders gewild. Het is niet de meest prettige manier een nieuwe baan te beginnen.'

Zijn kamer oogt nog wat kaal. Voor de inrichting heeft hij weinig tijd. De financiële problemen hebben hem vanaf het begin volledig opgeëist. 'Toen ik hier binnen kwam was iedereen vol van de bezuinigingen.' Slechts een in plexiglas gevatte muziekstandaard herinnert de bezoeker aan het muzikale verleden van de directeur. Met zijn viool wenst hij zich niet in het openbaar te vertonen. Hij is een 'gewone amateur' die zich beperkt tot 'kamermuziek'.

Ellende

Zeer van toepassing op zijn aanstelling lijkt de tekening van Peter van Straaten, die achter zijn bureau hangt: 'Wat een ellende nou... we hadden zo gehoopt dat jij een paar ideeën had.' Want ongeacht de door het College op te leggen bezuinigingen moet TN een forse veer laten. Wijzigingen in het verdeelsysteem tussen de verschillende faculteiten en andere ontwikkelingen, zoals de daling van het aantal instromende studenten en de stijging van de prijs van het vloeroppervlak, pakken allemaal nadelig uit voor TN. Volgens de nieuwe faculteitsdirecteur gaat het in een ruwe schatting om 1,5 miljoen gulden op een totaal budget van bijna negentien miljoen, waarvan ruim dertien miljoen opgaat aan personeel in vaste dienst.

Van de Braak was directeur van het Overijssels Philharmonisch Orkest toen dat moest fuseren met Opera Forum. Daarbij viel niet te ontkomen aan pijnlijke beslissingen, oftewel gedwongen ontslagen. Maar, repliceert hij direct: 'U mag daaraan niet de conclusie verbinden dat ik daarom hier zit. Toen ik de mensen moest vertellen dat ze moesten vertrekken, heb ik echt wakker gelegen. Dat zou ik niet graag nog een keer doen.'

Beperkt

Bij TN zijn de mogelijkheden voor bezuinigen weliswaar beperkt, constateert hij, 'maar wat het minder moeilijk maakt is de leeftijdsopbouw van deze faculteit. De faculteit stamt uit 1969. Een flink aantal medewerkers is toen aangenomen en iedereen die ouder is dan ik, is over tien jaar met pensioen. Ik hoop dan ook de problemen zonder gedwongen ontslagen te kunnen oplossen. Als ik niet had verwacht dat dit zou kunnen, zou ik dat eerlijk zeggen. En als ik dat zeg, betekent het dat ik daarover heb nagedacht.' Zouden de problemen twee keer zo groot zijn, zegt hij, alsof hij het College van Bestuur maar vast wil waarschuwen, dan zou het plaatje er heel anders uitzien.

Op verzoek van de universiteitsraad zijn de ombuigingsplannen aanzienlijkafgezwakt. Van de Braak voelt zich na een dienstverband van slechts zes weken nog niet geroepen tot het doen van politieke uitspraken, maar hij is er blij mee. 'Wat mij verraste was de omvang van de ombuigingen. Ik zeg niet of dat wijs is of niet, maar de proportie verbaasde mij.'

Geen spijt

De overgang van natuurkunde naar muziek en weer terug is natuurlijk intrigerend. Zijn vertrek, zestien jaar geleden, naar het Overijssels Philharmonisch Orkest werd ingegeven door gebrek aan doorstroommogelijkheden binnen het universitaire wereldje. En na tien jaar wilde hij toch weleens iets anders. Voor het orkest werd een academicus met culturele belangstelling gevraagd. 'Dat moet je doen', zei zijn vrouw direct. Als voorzitter van het bestuur van het conservatorium zat hij al 'in het wereldje'. Spijt van de overstap heeft hij nooit gekregen.

Zeven jaar later werd hij directeur van het muziekcentrum in oprichting. Hij had immers altijd geroepen dat er een betere concertzaal moest komen in Enschede. Toen die er stond, was er een directeur nodig voor het Limburgs Symphonie Orkest, dat hij voor een dreigende opheffing behoedde. 'Ik had het erg naar mijn zin in het zuiden, maar ik zat er al bijna zeven jaar. Ik denk niet dat het verstandig is in dit soort banen ergens te lang te zitten. Het is goed voor de organisatie als er na tien jaar iemand anders komt. Als je nieuw bent is er veel waar je geen onderdeel van uitmaakt. Dat maakt het gemakkelijker om problemen op te lossen.'

Als 55-jarige leek het hem bovendien verstandig zijn laatste carrièrestap te nemen voor het te laat zou zijn. Voormalige collega's binnen de faculteit maakten hem opmerkzaam op de vacature bij TN en zo breide hij het cirkeltje rond.

Een flink aantal collega's kent hij nog van vroeger. 'Goh, wat leuk dat je er weer bent', krijgt hij vaak te horen. Nee, dat hij nu in zo'n andere rol is teruggekeerd levert geen problemen op. Wel had hij zich afgevraagd of het niet vreemd zou zijn, anderen het werk te zien doen dat hij vroeger deed. Maar gevoelens van nostalgie zijn uitgebleven.

Zijn nieuwe functie is minder hectisch. 'Ik wist dat ik dat zou missen, maar ik geniet er ook van dat ik nu zelf over mijn weekeinden beslis. Wat ik als het grote verschil ervaar, is dat deze functie zich vrijwel geheel binnen de UT afspeelt.' Voor de rest moet de afstand tussen de wereld van de muziek en van de technische natuurkunde niet worden overschat. In de eerste plaats omdat in beide functies mensen het belangrijkst zijn. Daarnaast is de functie van orkestdirecteur niet meer wat hij geweest is.

'De romantiek gaat er steeds meer af. Niet alleen omdat ik ouder word, maar omdat de maatschappij verandert. Het is steeds minder speels. Vroeger had je veel meer tijd om je sociaal met dirigenten en solisten bezig te houden. Nu heb je dat nauwelijks meer. Het bezoeken van concerten moet je voor de poorten van de hel wegslepen.'

De overeenkomst tussen cultuur, onderwijs en wetenschap is de voortdurende stroom van bezuinigingen. Ze achtervolgen hem, constateert hij enigszins wrang. 'Ik heb geleerd de bezuinigingen op OCW te accepteren. Iedere vier jaar staan er weer een paar Nederlandse orkesten op de tocht. Het is niet goed voor mensen te denken dat het slecht gaat. Daar krijg je stress van. Maar ik merk niet dat de overheid daar grote moeite mee heeft.'

'De parallel tussen universiteit en orkest is dat bij beide het budget voor 80 tot 85 procent opgaat aan personeel. Als je moet bezuinigingen praat je dus direct over mensen.' Ter illustratie van de soms onmogelijke regelgeving uit Den Haag vertelt hij, eerder olijk dan gefrustreerd: 'Op een gegeven moment ontvingen wij een brief van het ministerie. We kregen op het loongevoelige deel van ons budget een efficiencykorting van 10 procent. Alsof je in plaats van twee fluittisten één iemand harder kan laten blazen!'

Als faculteitsdirecteur is hij wat minder onafhankelijk dan als directeurvan een orkest, geeft hij toe. 'Maar in de praktijk merk ik daar niet zoveel van. Ik heb niet het gevoel dat hier meer op mijn vingers wordt gekeken.'

Voor veranderingen ziet hij vooralsnog geen noodzaak, op één punt na: 'In deze faculteit is door allerlei omstandigheden erg veel werk terechtgekomen bij het faculteitsbestuur. Ik wil ze daar best enigszins in ontlasten. Het faculteitsbureau is er voor de faculteit en niet andersom. Nu doen wetenschappers allerlei dingen in de organisatorische sfeer. Als men dat wil is dat denk ik prima, maar het moet geen automatisme zijn. Je kan niet zeggen: omdat het faculteitsbureau onderbezet is, moet dat maar. Want mijn werk brengt geen geld binnen. Dat moeten die andere mensen doen.'

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.